Gedachten in de paastijd

foto Corbino

Dat de dood een harde realiteit is, wist bijbelwetenschapper Wim Weren al op jonge leeftijd. De Bijbel spreekt dat niet per se tegen. Maar de Bijbel is ook gelaagd en meerstemmig. Nog steeds ontdekt hij nieuwe wijsheid. Leven met God is een leven met een open einde, zo is nu zijn overtuiging.  “Het mysterie van God is het beste antwoord op het mysterie van de dood.”

Door  Theo van de Kerkhof

Als 21-jarige leest hij Sartre. “Ik voelde hoe mijn kinderlijk geloof onderuit werd gehaald. Ik kon wel janken. In diezelfde tijd verongelukte mijn broer, 17 jaar oud. Ik had het daar ontzettend moeilijk mee. Niet alleen omdat hij weg was. Maar ook… ik studeerde theologie, wilde zelfs priester worden. Dat stond allemaal op losse schroeven. Niet meteen, maar na een jaar. Met de dood van mijn broer was ook een geloofswereld aan flarden gescheurd”.

Sindsdien weet Wim Weren (68), emeritus hoogleraar exegese aan de Universiteit van Tilburg: “De dood is een keiharde realiteit, een echte crisis. De dood is een zwart gat waarin je met heel je hebben en houden verdwijnt. En bij het verlies van een naaste kan het nodig zijn om een tijdlang bij dat zwarte gat te blijven zitten, dat heb ik ook later wel van pastores geleerd. Je moet niet te snel naar een verzachtend hiernamaalsgeloof grijpen. Alle ‘leven-na-de-dood-geloof’ ten spijt: we zijn gemaakt van stof en as. Dat is één kant van de medaille, die ik ten volle serieus wil nemen.”

Moderne cultuur

Dat de medaille ook een andere kant heeft, kwam pas jaren later weer goed op zijn netvlies. Het priesterschapsideaal had hij inmiddels laten varen. Wim Weren werd bijbelwetenschapper. Vanaf 2007 – de Theologische Faculteit Tilburg is dan ten dele opgegaan in de Faculteit Geesteswetenschappen – treedt er een nieuwe lichting studenten aan. Het thema ‘dood in de Bijbel’ staat op het programma. “Je begint dan waar je toehoorders staan. Dat is de moderne cultuur. We begonnen hedendaagse cultuuruitingen te onderzoeken: films, songteksten, beeldende kunst, poëzie. Het is verrijkend om die moderne voorstellingen en de Bijbel op elkaar te betrekken: een pendelbeweging. Ik had geen idee wat Eric Clapton bedoelde met ‘Tears in Heaven’. Dat wisten mijn studenten beter. En ik kon weer wijzen op bijbelse invloeden. Daar waren die studenten weer niet in thuis. En niet gehinderd door enige geloofsopvoeding wilden zij álles van de Bijbel weten.” Het resulteerde in 2010 in het boek Dood en dan? Stemmen uit de Bijbel, echo’s in onze cultuur.

Aardse religie

Het populaire idee dat religie wereldvlucht is, ontrouw aan de aarde, is bepaald niet bijbels, benadrukt Weren. Religie in het Oude Testament is een aardse religie, op het leven gericht. De hemel is de plaats waar God woont, niet de plaats waar de doden naar toe gaan. Weren: “In grote delen van het Oude Testament komt het er op neer dat de dood het definitieve einde is van het leven. Met de dood is het over en uit. We verzinken in het niets, om het modern te zeggen. We worden steeds verder vergeten. Op den duur ook door God. Dat is de tweede dood. Dit idee hangt samen met het oud-oosterse wereldbeeld. God die in de hemel woont, gaat een band aan met mensen op aarde. Maar verder gaat zijn bereik niet. In de onderwereld heeft hij niets te zoeken. God is een God van levenden. Die onderwereld, de sjeool, is een soort schimmenrijk onder de aarde waar de doden verblijven en waar iedere relatie ophoudt.”

“Somber? Ja, misschien is dat wel een somber beeld, al is de dood in oude voorstellingen niet alleen negatief. In veel archaïsche voorstellingen is de dood ook de wereld waaruit weer nieuw leven voortkomt. De meest sombere tekst van het Oude Testament is Psalm 88. De dichter klaagt over zijn ellende en vraagt God nú iets voor hem te doen, want straks na de dood kan het niet meer. Dat oudtestamentisch geloof past heel goed bij onze moderne ‘dood-is-dood’ filosofie. Het is somber maar heeft ook iets krachtigs. Je moet het hier goed zien te stellen en er iets van maken. Je moet het niet op ‘straks’ schuiven.”

Andere stemmen

De verleiding is groot om, als het over de dood gaat, het Oude en het Nieuwe Testament tegenover elkaar te stellen, zegt Weren. “In het Oude Testament is dan alles zwart, terwijl het Nieuwe Testament licht brengt. Alsof ‘leven na de dood’ alleen in termen van verrijzenis is te denken. Paulus doet dat: als Christus niet is verrezen is heel het geloof zinloos, zegt hij.”

Maar dat vindt Weren te schematisch. “Het Oude Testament kent ook andere stemmen. Het verrijzenisgeloof komt slechts in embryonale vorm voor in het Oude Testament – alleen op het eind, zo’n 200 jaar voor Christus. Maar dat verrijzenisgeloof is een verbijzondering van een gedachte die al eerder tot ontwikkeling kwam. Je zou dat het ‘open-einde-geloof’ kunnen noemen: leven in verbondenheid met God heeft een open einde. De dood als het zwarte gat blijkt niet alles bepalend. Vooral de psalmen zijn daar sterk in. Ik ga wel echt dood, helemaal, met lichaam en ziel – al hanteert het oude Israël dat schema eigenlijk niet. Maar als ik er niet meer ben, dan is God er nog en dan is er nog van alles mogelijk. Zelfs als ik menselijk gesproken verzink in het niets blijft hij mij trouw. Hij geeft de band met mij niet op. ‘Als ik val, val ik in zijn handen’, zegt Oosterhuis heel mooi. God vangt ons op. Hoe? Wat we ons daarbij moeten voorstellen? Daar kun je zo goed als niets over weten. Ik wil dat liever zo open mogelijk houden. ”

Duveltje

“Nu kun je denken: hier komt God als een duveltje uit een doosje om de zaak te redden. Maar dan moet je wel bedenken dat deze voorstelling stamt uit een wereld waarin mensen zich van kindsbeen af gedragen wisten door hun God. In de eerste plaats als gemeenschap, als volk. Het gaat dus niet zozeer om het geloof in een persoonlijk leven-na-de-dood maar om de overtuiging dat God trouw is aan zijn volk. En als jij behoort tot dat ‘wij’ en geleefd hebt volgens Gods Thora, dan zal hij er ook zijn voor jou. Zijn relatie met ons wordt met de dood niet afgebroken. Wat dat concreet inhoudt, dat zeggen ook de psalmen niet. Ook daar blijft dat mooi open. Ze spreken over vreugde, over altijd, volheid van leven. Je vertrouwt je toe aan die relatie zonder te weten waar het toe leidt. Dat vertrouwen in Gods trouw is de kurk waarop dit denkmodel drijft. Die openheid spreekt mij zeer aan. God is het meest open woord dat ik ken. Het mysterie van God is voor mij dan ook het beste antwoord op het mysterie van de dood.”

“Het sterke van dit model is dat het niet uitgaat van ‘iets’ in mij dat aan de dans met de dood kan ontkomen: een goddelijke vonk, een ziel of een eeuwig bewustzijn. Nee, je gaat er helemaal aan. Die eerste stem, de dood als zwart gat, wordt niet uitgewist, maar ze komt in een andere context te staan. Een ander sterk punt is dat deze voorstelling over ‘na de dood’ overeind blijft ook als je – zoals veel moderne mensen – niet meer overweg kunt met het klassieke dualistische mensbeeld en de verouderde kosmologie van natuur en bovennatuur.”

Oceaan

Werens tweede model staat of valt dus met een bepaald godsbeeld. Maar hoe beargumenteert hij dan dat godsgeloof? “Vroeger op het seminarie kreeg je twee jaar filosofie. Daar kwam heel wat wijsgerige godsleer voorbij. In die meer filosofische denktrant, dus zonder uit te gaan van bijbelse openbaring, werd de wereld voorgesteld als een bootje dat drijft op een grote oceaan die wij niet kunnen doorgronden. Er is een Zin die alle onzin overstijgt. Op een seculiere manier zeg je dan misschien hetzelfde als wat de Bijbel over God beweert. De Bijbel is beeldender, dichterlijker. Maar die beelden hangen niet zomaar in de lucht. Ook in verhalen zit denkkracht en levenswijsheid. De bijbelse ‘waarheid’ is in een proces van eeuwen gegroeid en is in opeenvolgende culturen alsmaar uitgezuiverd. Het is als met goud in diepe aardlagen. Je moet veel zeven voor je goudkorrels overhoudt. Dat zeven is in de Bijbel zelf al aan de gang en wij zetten dat zeefproces weer voort. Dat er goud in de aardlagen van de Bijbel zit, dat weet ik zeker. Dat zeg ik als exegeet, maar ook vanuit mijn eigen levenservaring.”

Martelaren

De bijbelse overtuiging dat een leven volgens de Thora niet stuk kan, kwam vanaf ongeveer 175 voor onze jaartelling in een ernstige crisis, zo vervolgt Weren. “Tijdens de overheersing van Israël door de Seleucidische koning Antiochus IV zijn het juist de godsgetrouwen, zij die wilden vasthouden aan de wet van Mozes en zich afzetten tegen de Griekse cultuur, die ernstig vervolgd en gemarteld worden. Juist degenen voor wie de Thora de surfplank is naar de toekomst leggen het loodje. Tegen die achtergrond ontstaat dan het geloof dat God de verminkte identiteit van de martelaren zal herstellen. ‘God heeft mij deze handen gegeven. Kap ze af! Want hij geeft me nieuwe’, kun je lezen in 2 Makkabeeën.”

“Meer nog dan om onsterfelijkheid gaat het hier om rechtvaardigheid. Het kan niet zo zijn dat de rechtvaardigen die vanwege hun trouw aan God op gruwelijke wijze ten onder gaan, zomaar zullen verzinken in het niets. En daarmee ontstaat de voedingsbodem voor een heel fysiek verrijzenisgeloof dat aansluit op Gods scheppingsmacht. De God die zich ontwikkelde van een lokale, via een nationale tot een universele God die heerst over de kosmos als geheel, zou die God ons niet kunnen doen opstaan uit stof en as?”

Jezus

Al deze oudtestamentische klanken komen samen in de verhalen over Jezus. “Hij is de gemartelde, trouw gebleven tot in de dood; hij weet van het zwarte gat: ‘God mijn god waarom heb je mij verlaten’; en hij vertrouwt op het open einde bij God: ‘In uw handen beveel ik mijn geest.’ Vanuit de christelijke kerk zijn we geneigd het Oude Testament te begrijpen vanuit het Nieuwe Testament. Maar je moet het omdraaien. Vanuit het Oude Testament ga je misschien begrijpen wat er in het Nieuwe staat. Jezus is helemaal gemaakt uit joodse stof.”

“Uiteindelijk staat Jezus symbool voor de godsrelatie die niet kapot kan. Aan Paulus ontlenen we de gedachte dat Jezus zelf bron van leven wordt voor hen die hem navolgen. Je kunt daar makkelijk een exclusivistische kant mee op – zij die Jezus niet kennen, vinden de weg ten leven niet. Die kant moeten we niet op. Maar de gedacht dat ‘relatie’ sterker is dan de dood spreekt mij aan. Dat is de rode draad. Alles in het leven draait om liefdevolle relaties.”

Hel

In tegenstelling tot het geloof in de hemel, is het geloof in de hel helemaal niet meer populair, zoals onlangs nog eens bleek uit onderzoek van het dagblad Trouw. Is de hel eigenlijk wel een bijbelse voorstelling?

Weren: “De Bijbel kent aanvankelijk die scheiding tussen hemel en hel niet. Er is een onderwereld, waarin alle doden verdwijnen. Je hebt daarin wel afdelingen. Denk aan het verhaal in het Lucasevangelie over de arme Lazarus en de rijke vrek. Beiden zitten in de onderwereld maar ze zijn gescheiden door een brede kloof. Lazarus kan de vrek die smeekt om een druppel water niet bereiken. Later zijn die delen van de onderwereld uit elkaar gehaald.”

“Ons woord hel stamt van het Griekse gehenna. Dat komt van Ge-Hinnom, het dal van Hinnom, een plaats vlak buiten de stad Jeruzalem waar afval verbrand werd, een vuurpoel, waar ook kinderoffers zijn gebracht, zo ongeveer het meest verloren oord dat je je maar kunt voorstellen.”

“Persoonlijk heb ik niets met de voorstelling van de hel. Ik geloof niet dat er zoiets mogelijk is. Voorstellingen van hemel en hel zijn verbonden met ethiek. Stevige beelden om mensen op de goede weg te houden. Voor mij is de hel een tegenbeeld. Een troosteloze voorstelling van hoe het niet moet. Waar mensen van goede wil de handen ineenslaan, daar bloeit het leven op. Waar dat ontbreekt, wordt het leven een hel.”

En hoe is het verder gegaan is met het verloren geloof van zijn jeugd? “Als je mij op de man af vraagt, zoals mijn kleindochter Merel van acht laatst deed, ‘geloof jij in God?’, dan zeg ik simpelweg, ‘ja’. Daarmee is nog niet zoveel gezegd en tegelijk is alles gezegd: in mijn beleving wint uiteindelijk het vertrouwen het van de wanhoop. Ik voel me thuis in deze wereld; ben er geborgen; loop niet verloren; zie perspectief. Dat alles resoneert mee in dat woord God. Hoe ik straks zal reageren als ik oog in oog met de dood sta, daar ga ik nu geen flinke uitspraken over doen. Misschien ga ik wel krijsend ten onder. Maar de Bijbel heeft mij in dat opzicht wel rustiger gemaakt. Ik ben vrolijker gaan denken over de dood.”

 

weren klein– Wim Weren (Deurne, 1946) studeerde filosofie en theologie in Haaren (N.B.) en Nijmegen en promoveerde in 1979 bij professor Bas van Iersel.

– Van 1984 tot 2011 was hij hoogleraar Bijbelwetenschappen (Nieuwe Testament) in Tilburg , eerst aan de Theologische Faculteit Tilburg en later aan de Faculteit Geesteswetenschappen.

– In totaal was hij tien jaar lang decaan van zijn faculteit.

– Samen met Jan Fokkelman redigeerde hij het standaardwerk De Bijbel literair. Verder publiceerde hij onder meer Vensters op Jezus, een boek dat vertaald werd in het Engels, Spaans en Italiaans. En: De dood en dan? Alle bij uitgeverij Meinema. In 2014 verscheen bij Brill zijn boek Studies in Matthew’s Gospel. Literary Design, Intertextuality, and Social Setting.

– Jarenlang werkte hij als bijbelvertaler mee aan herzieningen van de Willibrordvertaling en de Groot Nieuws Bijbel.

– Wim Weren is getrouwd met Wilma Janssen. Zij hebben twee kinderen en vijf kleinkinderen.

 

Bron: Volzin, magazine voor religie en samenleving

Niet gecategoriseerd