Wat is er katholiek aan katholiek onderwijs anno nu?

3915530371_50b4c1bf81_o-620x454

Het katholieke van katholieke scholen staat al lang niet meer voor ‘kinderen invoeren in de kerkgemeenschap’. De identiteit is gelegen in het verlangen om waarden over te dragen. Opmerkelijk is dat de meeste leerkrachten tot de groep ongebonden spirituelen behoren en uit verschillen bronnen putten als het gaat om morele opvoeding. Daarom is het belangrijk dat de leerkrachten met elkaar in gesprek gaan over wat hen heilig is, concludeert Van Leeuwen.

Door Tanja van Leeuwen

Wanneer je de discussie in Nederland volgt over het confessioneel onderwijs lijkt het wel alsof dit onderwijs volkomen achterhaald is, omdat mensen niet meer naar de kerk gaan, of omdat confessionele scholen leerlingen vooral zouden indoctrineren met geloofszaken.

In mijn beroepspraktijk, waarin ik bijna twintig jaar aan katholieke basisscholen begeleiding heb gegeven op het gebied van hun identiteit, zag ik wel de kerkgang teruglopen, maar ben ik geen indoctrinatie tegengekomen. Die ontkerkelijking maakte mij wel nieuwsgierig naar de vraag waar leerkrachten tegenwoordig hun waarden vandaan halen.

Daarom heb ik in een promotieonderzoek onderzocht wat leerkrachten belangrijk vinden om aan hun leerlingen mee te geven en uit welke bronnen van waarden zij dan putten. Ik heb daarvoor in schooljaar 2012/2013 tachtig leerkrachten geïnterviewd die werkzaam zijn bij de stichting voor katholiek basisonderwijs in Alphen aan den Rijn, waarbij ik toen in dienst was.

Geschiedenis bijzonder onderwijs

Die vraag naar het bestaansrecht van confessioneel (ofwel bijzonder) onderwijs heeft een geschiedenis. Thurlings vraagt zich in zijn boek Van wie is de school? Het bijzonder onderwijs in een veranderende wereld af wie de taak toevalt om zorg te dragen voor het onderwijs. Is dit de taak van de overheid, van ouders, van de kerken of wellicht nog van andere instanties en hoe zijn die taken en rechten dan verdeeld?

De grondwet van 1848 geeft aan dat onder toezicht van de overheid het geven van onderwijs vrij is en dat dit door de wet geregeld zal worden. Het duurde echter nog tot de onderwijswet van 1857 voor de bisschoppen katholieke scholen konden oprichten. Na aandrang van Rome hebben de Nederlandse bisschoppen het katholieke volksdeel gemobiliseerd om bijzonder onderwijs tot stand te brengen.

Het katholieke onderwijs werd als cruciaal gezien voor het internaliseren van katholieke waarden en normen. Door het herstel van de kerkorganisatie in Nederland in 1853 en de verzuiling die daaruit voortkwam, was er zoveel sociale controle en druk van bovenaf, dat het aantal katholieke scholen een grote vlucht nam. Van begin af aan bestond er echter ongenoegen bij mensen, omdat het vaak als opgedrongen werd gezien. De dissonantie hierin werd niet alleen op het terrein van het onderwijs, maar binnen de hele verzuiling gesignaleerd.

De verzuiling bracht met zich mee dat de confessionele structuren zich niet aanpasten aan actuele veranderingen. Door een veelheid aan maatschappelijke en kerkelijke veranderingen vervreemdden veel mensen van de kerk. De leerkrachten op de scholen en de ouders van de kinderen waren en zijn deel van dit vervreemdingsproces. Leerkrachten die in hun groepen vorm moeten geven aan de identiteit van de school laveren tussen de formele katholieke identiteit van de school en veranderingen in de maatschappij. In de praktijk richten de katholieke scholen zich dan ook niet op een kleine katholieke elite, maar op een brede laag van de bevolking. Het katholieke onderwijs is daarmee al lang niet meer gericht op het inleiden van kinderen in de katholieke geloofsgemeenschap.

Deugden overdragen

Dat roept de vraag op waarop katholiek onderwijs zich dan nog wel richt. Om een beeld te krijgen van de morele opvoeding door leerkrachten heb ik elke geïnterviewde gevraagd wat zij met hun (basis)onderwijs willen bereiken. Opvallend was dat slechts een enkele leerkracht als eerste kwam met overdracht van kennis. Ze gaven allemaal aan dat dit uiteraard een doel van het onderwijs is, maar het vormende van onderwijs (in mijn onderzoek deugden genoemd) wordt door de meeste leerkrachten als belangrijker gezien.

Uit de analyse van de interviews kwam naar voren dat alle leerkrachten (eigentijdse) deugden willen overdragen zoals onder andere: samenwerking, zelfrespect, respect voor de ander, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, naastenliefde, interesse en je talenten ontwikkelen. Daarbij viel op dat deugden als zelfrespect en zelfvertrouwen vaak gekoppeld zijn aan naastenliefde, samenwerking en respect voor de ander. Zoals een leerkracht het verwoordde: “Je bent geen eilandje.”

Leerkrachten willen kinderen afleveren die weerbaar zijn voor het vervolgonderwijs en ze willen bij hun leerlingen karaktertrekken ontwikkelen waardoor de kinderen een goed medemens kunnen zijn. Het lesgebeuren is duidelijk gericht op goed burgerschap. Dat de praktijk af en toe weerbarstiger is dan het ideaal, is evident.

Ongebonden spirituelen

Om de leerkrachten in te kunnen delen naar verschillende bronnen van waarden ben ik uitgegaan van de volgende drie domeinen: (1) op confessionele grondslag, (2) op ongebonden spirituele grondslag en (3) op seculiere grondslag. Deze domeinen zijn niet strikt van elkaar gescheiden en leerkrachten bevinden zich vaak in meerdere domeinen. In het eerste domein voelen mensen zich verbonden met een van de grote wereldreligies en met de inhoud van die wereldreligie. In het tweede domein voelen mensen zich niet (meer) verbonden met een van die grote wereldreligies, maar ze staan wel open voor God of iets hogers. In het derde domein is er geen enkele binding met wat voor hogere macht of kracht dan ook. Het draait in dit domein in diverse schakeringen om familiewaarden, vrienden en gezelligheid. Spiritualiteit, in de vorm van praktijken die verbonden zijn met waarden die iemand ‘heilig zijn’ en waardoor iemand zich ontwikkelt, komt in elk domein voor.

De indeling van leerkrachten naar de bronnen van waarden gebeurde op basis van wat zij vertelden over welke betekenis hun al dan niet gelovige opvoeding voor hun huidige leven heeft, of er wel of geen band met de kerk is, welk godsbeeld zij hebben en of er belangstelling is voor alternatieve spiritualiteit als Reiki, reading, healing en zo verder.

Van de 80 leerkrachten gaven er 14 aan dat zij zich in meer of mindere mate verbonden voelen met een geloofsgemeenschap. Ze gaan af en toe en soms zeer regelmatig naar de kerk en geloven in God. Dit zijn de leerkrachten op confessionele grondslag. Er zijn 18 leerkrachten die niets (meer) met een kerk hebben en evenmin in God of een hogere macht geloven. Tot slot is er de groep van 48 leerkrachten die ingedeeld zijn bij de ongebonden spirituelen. Deze groep is divers van samenstelling en heeft een katholieke, protestantse of niet-kerkelijke achtergrond. Dat de groep ongebonden spirituelen zo groot is, zou te maken kunnen hebben met het gegeven dat ik veel vrouwen geïnterviewd heb. Er werken nu eenmaal meer vrouwen in het onderwijs dan mannen. Het recentste onderzoek God in Nederland (2016) laat zien dat er relatief veel hoogopgeleide vrouwen tot de ongebonden spirituelen horen.

Belang katholiek onderwijs

Het grote verschil tussen de diverse groepen is dat leerkrachten op confessionele grondslag bewust God ter sprake brengen in hun lessen en de leerkrachten op seculiere en ongebonden spirituele grondslag niet. Op alle scholen wordt het belangrijk gevonden dat de leerlingen niet alleen kennis meekrijgen van het katholieke geloof, maar dat er ook openheid is naar andere religies.

Levensbeschouwelijke vorming staat in het curriculum en aandacht geven aan kerst en Pasen is onderdeel van het schooljaar. Leerkrachten zeiden regelmatig dat je als katholieke school hier aandacht aan moet besteden. Niet alleen vanwege het bordje katholiek aan de gevel (noblesse oblige), maar mede omdat de school vaak de enige plek is waar nog iets uit de rijke katholieke traditie meegegeven kan worden.

Uit de praktijk van mijn werk weet ik dat leerkrachten er tegenaan lopen dat hun leerlingen nauwelijks geloofskennis van thuis meekrijgen. Dat maakt gesprekken hierover met de leerlingen er niet gemakkelijker op. Het zorgde voor een verschuiving; van kinderen socialiseren in de geloofsgemeenschap naar bezig zijn met waardenoverdracht. Ook leerkrachten die niet opgevoed zijn met Bijbelverhalen vertellen deze verhalen omdat die goede aanknopingspunten bieden voor een groepsgesprek.

Omdat leerkrachten bij het belang dat zij aan de morele opvoeding hechten niet meer uit dezelfde bronnen van waarden putten, wordt het steeds belangrijker dat zij met elkaar in gesprek gaan over wat hen heilig is. Het is de persoon van de leerkracht die als voorbeeldfiguur vormend bij de leerlingen aanwezig is. De leerkracht zal daarvoor gevoed moet worden door middel van gesprekken met elkaar over de waarden die zij meenemen de school in. Dat dit moeilijke gesprekken kunnen zijn, mag geen reden zijn om hier geen tijd voor in te ruimen. De achterliggende waarden van de leerkrachten vormen tezamen met de formele identiteit van de school de basis van de school als waardengemeenschap.

 

Tanja van Leeuwen was identiteitsbegeleider in het katholieke basisonderwijs en promoveerde juni 2016 op het onderzoek:“Los-bandig katholiek”. Een gevalstudie over morele opvoeding en bronnen van waarden bij leerkrachten in het katholieke basisonderwijs,  Gorinchem: Theologische uitgeverij Narratio, 2016.tanja

bron: debezieling.nl

Niet gecategoriseerd