Oer-icoon: Droste-effect in de christelijke kunst

baegert_lukas_maria_grt

Kunst helpt ons soms te ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid. Maar tegelijk wil kunst de beschouwer bij de les houden door juist fictie en realiteit met elkaar te verbinden. Het beroemde Droste-effect is een voorbeeld van zo’n artistieke truc. Een vroegchristelijke voorloper daarvan is de icoon waarop te zien is hoe de evangelist Lucas een icoon schildert van de maagd Maria.

Door Eric Corsius

Kunst schept een andere werkelijkheid. Dit is in zekere zin ook haar succesformule. Dankzij kunst kunnen we af en toe onze dagelijkse realiteit verlaten en vergeten – of in elk geval op afstand plaatsen. We kunnen ons overgeven aan illusies en dromen. En wie heeft daaraan niet behoefte op zijn tijd? Toch waren en zijn kunstenaars nooit tevreden met deze rol van illusionist. De kunst moet méér zijn dan een virtuele werkelijkheid waarin we vluchten, méér dan een kijkdoos waarin we soms even mogen proeven aan een parallelle wereld – om daarna ontnuchterd te ontwaken in de onze. Kunst moet ook in relatie staan tot ons dagelijks leven. Anders wordt ze vrijblijvend en dreigt ze niet serieus te worden genomen.

Brug

Er bestaat een bekende manoeuvre om brug te slaan tussen de twee realiteiten. Daarbij gaat het om het doelbewust opheffen, vervagen of verwarren van de scheidslijn tussen fictie en realiteit. Het is het beroemde Droste-effect, genoemd naar de afbeelding op de verpakkingen van het chocolademerk. Een verpleegster draagt op haar dienblad een verpakking, waarop zij zelf staat afgebeeld met in haar handen dat dienblad et cetera. Het effect ervan is, dat het ons gaat duizelen. De verpleegster lijkt opeens aan onze kant te gaan staan van de scheidslijn tussen fictie en realiteit. De illusie wordt gewekt dat de illusie geen illusie is… erg ingewikkeld en ontregelend. Plaagzieke kunstenaars, zoals Rudolf Escher, maken dankbaar gebruik van dit middel.

De ‘truc’ wordt veel toegepast in de kunstvormen die een verhaal vertellen: romans en verhalen, theater en film, televisieseries en stripverhalen. Het satirische tv-programa Jiskefet bracht ooit echtpaar in beeld dat luisterde naar een hoorspel, waarin een moord werd gepleegd die daadwerkelijk achter hun rug plaatsvond. In een aflevering van de sitcom Kinderen Geen Bezwaar hadden de personages op een kwade dag door, dat ze in een televisieserie meespelen. De stripheld Kuifje ontmoette in één album een fan, die hem trots zijn verzameling Kuifjeboeken liet zien. Et cetera.  Klassiek is de manier waarop Cervantes zijn held Don Quijote het boek laat lezen waarin hij zelf voorkomt. Grote schrijvers van alle tijden hebben deze kunstgreep van hem afgekeken, zoals Paul Auster in zijn New Yorkse trilogie.

Een variant op deze verteltruc bestaat erin, dat een roman vertelt over zijn eigen ontstaan en wordingsproces, zoals het geval is bij Thomas Manns ‘Jozefromans’ en bij de bestsellers Sprakeloos van Tom Lanoye en HhhH van Laurent Binet. Dit zijn boeken met zichzelf als hoofdpersoon – of althans als belangrijk personage. Deze manier om zichzelf in het spel te brengen is soms een vorm van humor, maar ze kan ook worden tot een bloedserieus spel, tot een gevecht met de realiteit die steeds weer ontsnapt aan de woorden, tot een strijd om de realiteitswaarde van het geschrevene, tot een worsteling om te ontsnappen aan de vrijblijvendheid van eendimensionale fictie.

Oer-icoon

In de beeldende kunst komt dit gegeven ook voor. Johannes Vermeer, een meester in het opheffen van de scheidslijn tussen de wereld van het schilderij en die van de toeschouwer, maakte een prachtig doek met de schilderkunst als onderwerp. Het ultieme voorbeeld is uiteraard Las Meninas van Velazquez, dat vanuit het perspectief van de geportretteerde de schilder aan het werk laat zien. De christelijke iconografie kent een voorloper van dit onderwerp: het thema van de evangelist Lucas die de Maagd Maria schildert en daarmee de grondslag legt voor het genre van de Maria-icoon. Hiermee wordt ‘bewezen’ dat alle afbeeldingen van Maria teruggaan op de oer-icoon van Lucas.

Het schildermodel Maria laat de sessie overigens geduldig over zich heenkomen. Misschien is ze de tijd goed doorgekomen door goede gesprekken met de schilder. Als we Anton van Duinkerken mogen geloven was zij zelf immers eveneens kunstenares, namelijk de ‘dichteres van het Magnificat’ – en daarmee de uitvindster van het Marialied, zoals Lucas de uitvinder van de Icoon was. Maria’s portretten en de aan haar gewijde gezangen: ze komen uit betrouwbare bron. Tenminste… als we de kunst moeten geloven.

 

De afbeelding is te zien in de tentoonstelling over Maria van Museum Catharijne Convent in Utrecht. Tot 20 augustus 2017.

Niet gecategoriseerd