Kardinaal Eijk: er is een stille vervolging van het christendom in West Europa

In een uitgebreid interview met Vatican News spreekt kardinaal Willem Jacobus Eijk, aartsbisschop van Utrecht, over nieuwe martelaren die, geconfronteerd met vijandschap en wreedheden tijdens de Tweede Wereldoorlog, hun kruis met liefde omarmden, zoals de Nederlandse nieuwe martelaar, de heilige Titus Brandsma. Hij heeft het ook over de situatie van het christendom in West Eiuropa.
In dit interview deelt de kardinaal ook zijn persoonlijke verhaal over het opgeven van zijn carrière als arts, om de Heer in het priesterschap te volgen, een beslissing waar hij ‘nooit spijt van heeft’.

Door Deborah Castellano Lubov (Vatican News)

De heldhaftige en heilige journalist, priester en martelaar van de 20e eeuw, de heilige Titus Brandsma, een Nederlandse karmeliet, priester en theoloog, vocht tegen het nazisme, zelfs tot het hem zijn leven kostte. 
De kardinaal brengt de nalatenschap van pater Titus Brandsma in herinnering: hij werd vermoord “uit haat tegen het geloof” in het concentratiekamp Dachau in 1942, omdat hij weigerde propaganda te publiceren, zich uitsprak tegen nazi-tactieken en zich verzette tegen anti-Joodse wetten die ze aan het verkondigen waren. Kardinaal Eijk betoogt: “pater Titus is geen heilige omdat hij een martelaar was, maar hij was een martelaar, omdat hij ‘al een heilige was'”.

In 1985 verklaarde paus Johannes Paulus II Titus zalig en zei dat hij “haat met liefde beantwoordde”. Paus Franciscus verklaarde Titus Brandsma in 2022 heilig.

In dit interview blikt kardinaal Eijk terug op Brandsma’s invloed, maar ook op het getuigenis van zijn voorganger, kardinaal de Jong, aartsbisschop van Utrecht, die met grote liefde de nazi’s weerstond. Hij onderstreept de waarde van de recente oprichting door paus Franciscus van een Vaticaanse Commissie binnen het Dicasterie voor de Heiligverklaringen. Doel van deze commissie is, om met het oog op het heilig jaar 2025, de getuigenissen van alle moderne christelijke martelaren voor het geloof te verzamelen. Een catalogus zal worden samengesteld van alle christenen die hun bloed hebben vergoten om Christus te belijden en van het evangelie te getuigen.

Kardinaaal Eijk wijst er op dat gewone katholieken, in alle beroepen, kunnen leren van de martelaren en Christus kunnen dienen, net zoals hij zelf had gedaan als arts, voorafgaand aan zijn keuze voor het priesterschap.
Zijn liefde voor geneeskunde, is gebleven, maar de kardinaal heeft er geen spijt van dat hij uiteindelijk voor het priesterschap koos: “Niemand en niets kan die innerlijke diepe spirituele vreugde wegnemen die de Heer me gaf, en het is verankerd in de grond van mijn ziel.” 

Eminentie, Paus Franciscus heeft onlangs een commissie ingesteld om de gegevens te verzamelen van nieuwe martelaren die het leven lieten onder ongelooflijke en uiteenlopende omstandigheden, uit onwrikbare liefde voor Christus en het Evangelie. Wat is volgens u de waarde van de kerk om hen op deze manier te gedenken?

Ik geloof dat paus Franciscus verschillende redenen heeft om via deze commissie de grote betekenis van martelaren te benadrukken. 
In de eerste plaats mogen we niet vergeten dat het christelijk geloof tegenwoordig het meest vervolgde geloof ter wereld is. Elk jaar verliezen enkele duizenden christenen hun leven vanwege hun geloof in Christus. Het is jammer dat men daar in West-Europa niet over spreekt, maar het is een gegeven dat door verschillende organisaties wordt bevestigd.
Tweede punt: we hebben ook in West-Europa een soort stille vervolging van het christelijk geloof. In West-Europa is het moeilijk om je geloof publiekelijk te tonen of uit te drukken. In de Verenigde Staten is dat naar mijn mening minder het geval.. Maar mensen in het bedrijfsleven of in ziekenhuizen of bijvoorbeeld op scholen, moeten, als ze overtuigd katholiek zijn, voorzichtig zijn met het uiten van hun geloof. Dat is een heel belangrijk punt.
De derde reden is deze: mensen zijn tegenwoordig niet geïnteresseerd in systematische verklaringen van het christelijk geloof. Maar hun belangrijkste vraag – als ze nog geïnteresseerd zijn in het geloof – is: “hoe werkt, functioneert jouw geloof in Jezus in je eigen leven? Hoe is uw eigen ervaring met Christus?” Persoonlijke biografieën zeggen de hedendaagse mens meer over het christelijk geloof dan de systematische uitleg van het geloof. Mensen van nu worden geraakt door de persoonlijke geloofservaringen van mensen!

Als ik catechese geef over bijvoorbeeld bidden of leven hoe te leven als christen, breng ik altijd iets van mijn eigen ervaring, mijn eigen ziektes, mijn eigen levensmoeilijkheden en de manier waarop ik mijn bron in Jezus ervaar van vreugde en hoop en moed. Dat spreekt mensen meer aan dan een systematische uitleg van het geloof. Mensen kijken graag naar films of lezen graag over helden. Nou, in zekere zin is een martelaar een held, tussen aanhalingstekens, in de ogen van de mensen van nu.

Het zijn in onze ogen geen helden. Het zijn heiligen die zo’n liefde voor Christus hadden dat ze zelfs bereid waren hun leven voor Hem te geven. Maar hoe kan de liefde voor Christus mensen zo ver brengen dat ze hun leven voor Hem geven, dat ze zelfs de zwaarste kwellingen voor Hem kunnen verdragen. Het is erg belangrijk om te kijken naar het voorbeeld dat de martelaren ons geven.

Is er een nieuwe martelaar die u persoonlijk heeft geïnspireerd in uw dienst?

Mijn voorbeeld is in zekere zin een martelaar, kardinaal Johannes de Jong, mijn voorganger als aartsbisschop van Utrecht tijdens de Tweede Wereldoorlog, een heel goed mens! Geen held, maar dat werd hij tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Samen met een protestantse predikant bracht hij drie boodschappen die tijdens de zondagsmis vanaf de kansel werden voorgelezen, in plaats van de preek, die in twee protestantse kerken en in de rooms-katholieke kerken werd voorgelezen. Hij was daarbij een moedige man, een moedige man, hoewel hij gekweld werd in zijn geweten. Hij wist dat de nazi’s hem niet zouden vangen of aanvallen. Ze zouden de moed niet hebben omdat de katholieke kerk in die tijd heel erg sterk was in Nederland. Maar hij wist van tevoren dat de nazi’s anderen zouden straffen voor deze berichten. In deze berichten stond dat het christelijk geloof onverenigbaar was met de ideologie van de nazi’s. Via deze berichten protesteerde hij tegen de deportatie van de Joden, en dat was levensgevaarlijk.

Nadat bijvoorbeeld de laatste boodschap vanaf de kansel was voorgelezen, werden Edith Stein en haar zus Rosa gevangengenomen en naar een concentratiekamp gebracht, eerst in Nederland en daarna in Dachau, waar ze door gas om het leven werden gebracht. De boodschappen die hij schreef en de pastoors vroeg om voor te lezen van de preekstoel, daar werden andere mensen voor gestraft. Niettemin vond ik hem een ​​zeer moedige aartsbisschop. Paus Pius XII had veel bewondering voor hem en daarom benoemde hij hem in 1946 tot kardinaal, de eerste aartsbisschop van Utrecht die kardinaal werd. Ik zie in hem een ​​heel groot voorbeeld: in het uitdragen van het christelijk geloof, ook de moeilijke delen van het geloof, met betrekking tot medische ethiek, seksuele ethiek en huwelijksmoraal. Hij deed dat openlijk en had de moed om dat te doen.

Kardinaal de Jong ontving vorig jaar als een soort eer een ‘Rechtvaardige onder de naties’, volgens het Yad Vashem Holocaust Memorial in Jeruzalem. Ik ben dus erg trots op deze voorganger. En in zekere zin is hij een nieuwe martelaar, een martelaar van onze tijd, de Tweede Wereldoorlog is toch nog niet zo lang geleden. De waarheid was dat de nazi-ideologie onverenigbaar was met het christelijk geloof, maar het was erg gevaarlijk om dat te zeggen, en we hebben erg geleden, omdat andere mensen daarvoor de straf moesten ondergaan.

Om bij de Tweede Wereldoorlog te blijven in uw land…. De heilige Titus Brandsma, die het geloof omarmde tot het hem zijn leven kostte in een concentratiekamp, ​​liet een immense erfenis na. Welke impact heeft zijn getuigenis?

Weet je, e heilige Titus Brandsma, was een tengere man, niet groot. Je zou voor de Tweede Wereldoorlog niet denken dat hij martelaar zou worden. Een zeer moedige man, een zeer dappere man, bleek hij te zijn tijdens de oorlog. Maar hij stierf als martelaar omdat hij al een heilige was.

Hij was wat ik noem een ​​praktische mysticus. Hij was een zeer praktische man en een ongelooflijke organisator. Hij promootte zijn eigen moedertaal, de Friese taal. Hij stichtte katholieke scholen. Hij bestuurde de Katholieke Universiteit Nijmegen als rector magnificus van 1932 tot 1933. Mensen die hem ontmoetten zeiden dat hij een heel gewone man was, heel nederig, bereid om mensen te helpen, naar hen te luisteren. Ze beschreven hem als een man van wetenschap, filosofie, maar ook een gewone gelovige.

Ik zeg dat hij behoorlijk praktisch was. Hij had een innerlijk contemplatief leven, maar je moet niet denken aan visioenen, grote openbaringen enzovoort. Ze waren belangrijk in het leven van vele heiligen, niet in zijn leven. Hij had een heel eenvoudig innerlijke gebedsleven. Titus Brandsma sprak met Jezus in zijn ziel en op een zeer zelfverzekerde manier. De boodschap van zijn leven is dat dit voor iedere katholiek haalbaar is. Ieder van ons kan dit soort contemplatief innerlijk leven hebben, dit eenvoudige leven van gebed, van in je innerlijke ziel spreken met Jezus zonder dat anderen het horen. Het was deze innerlijke relatie met Jezus, vol vertrouwen, vol liefde, die hem de moed gaf. 

Op aandringen van kardinaal De Jong stapte Brandsma naar de hoofdredacties van katholieke kranten om hen te stimuleren: “Accepteer geen advertenties van de nazi’s.” En dat ontdekte de Gestapo natuurlijk heel snel. Daarom probeerde hij zich te verstoppen. Maar dat lukte hem uiteindelijk niet.

Wat volgde?

Titus werd gepakt en vermoord in Dachau door een verpleegster die hem op bevel van een arts een dodelijke injectie met fenol gaf. Er is een getuige die zegt dat deze verpleegster zo onder de indruk was van het voorbeeld en het getuigenis van de heilige Titus Brandsma, dat ze besloot zich te bekeren en zelf een goed christen werd, een goed katholiek. Zo kun je zien hoe het voorbeeld van een gevangene in een concentratiekamp effect kan hebben op de mensen die hem kwellen. Zoals Jezus vergaf aan de mensen die Hem aan het kruis doodden, zo deed pater Brandsma hetzelfde.

We bidden altijd het “Onze Vader”, biddend “vergeef ons onze overtredingen zoals wij vergeven degenen die tegen ons overtreden”, en dat was wat pater Titus deed, hij is een heel belangrijk voorbeeld voor ons vandaag, omdat we, net als mensen van alle tijden, geneigd waren onze vijanden te haten. Brandsma, een tengere man met zijn hele leven een zwakke gezondheid, leed enorm onder zijn gevangenschap in het concentratiekamp. Toen hij daar werd geslagen en vreselijk mishandeld, ondermijnde dat zijn gezondheid. Niettemin was hij vol liefde, vol vergeving.

Eminentie, u heeft uw leven gewijd aan het dienen van Christus als herder in de Kerk. Maar daarvoor was u arts. Kunt u ons meer vertellen over uw dienst als dokter, en over de martelaren van vandaag, hoe zij de kerk vooruit kunnen helpen door hun offer?

Mensen zeggen soms tegen me: “Oh, je bent een late roeping”, maar mijn antwoord is altijd “nee, ik ben een late reactie!” Mijn roeping om priester te worden had ik al toen ik voorbereid werd op de eerste communie. Ik voelde in mijn hart een heel sterk verlangen om zelf priester te worden. De Heer geeft ons een roeping, maakt bekend dat Hij ons roept tot een bepaalde levensstaat zoals het priesterschap, door daar een sterk verlangen naar te leggen in ons hart. Dit was een verlangen dat altijd in mijn hart is gebleven. Daarna ging ik naar het gymnasium van de middelbare school, een katholieke school van een congregatie, in de tweede helft van de jaren 60, toen veel priesters het priesterschap verlieten; ze verlieten het priesterschap, maar bleven tegelijkertijd leraren op de school. Zoals iedereen ontdekte ik ook mijn eigen seksualiteit. Dus dacht ik: nou, die leraren kunnen het celibataire leven niet volhouden, hoe kan ik dat dan wel? Ik ben niet meer dan zij,’ en ik begon een beetje te twijfelen…

Bovendien leed mijn moeder in de laatste jaren van mijn gymnasium aan kanker. Ik bezocht haar vaak toen ze in het ziekenhuis werd opgenomen en begon kennis te maken met de wereld van de geneeskunde, de wereld van de gezondheidszorg. Dat bracht me op het idee om medicijnen te gaan studeren, om arts te worden, en dat deed ik aan de Universiteit van Amsterdam. Ik was heel, heel blij met de studie, wat voor mij een heel interessante studie was!

Maar ik dacht altijd: ‘zal ik de studie, mijn studie geneeskunde, niet onderbreken om naar het seminarie te gaan?’ De verleiding was groot, te groot voor mij in die tijd, want nog maar een jaar en ik zou ik mijn diploma geneeskunde gehaald hebben. De hoogleraar interne geneeskunde bood me aan om op zijn afdeling van het ziekenhuis te komen werken, en dan kon ik internist worden, voor mij de mooiste discipline van de geneeskunde. Ik besloot dit aanbod te accepteren. Ik moest me een beetje haasten om mijn studie op tijd af te ronden. Ik vond het werken in het ziekenhuis leuk. Toch bleef het sterke verlangen om priester te worden in mijn hart en op een gegeven moment zei ik tegen mezelf: “Nu moet ik iets doen.”

Hoe bleef u als arts uw priesterroeping onderscheiden?

Ik deed een retraite met een jezuïet om een ​​onderscheid te maken over mijn roeping, en aan het einde van die spirituele retraite was het voor mij heel duidelijk: ik had de roeping tot het priesterschap. Toen ik eenmaal deze zekerheid had bereikt, besloot ik naar het seminarie te gaan. Ik kon het ziekenhuis niet meteen verlaten, omdat ze me nog een half jaar nodig hadden. Ik ging naar het seminarie en heb er nooit spijt van gehad.

Mensen zeggen soms: “Oh, dat is een groot offer”, maar ik ervaar het niet zozeer als een offer, niet omdat ik het niet leuk vond om arts te zijn, want dat was het ideaal, een van de idealen van mijn leven, maar het priesterschap gaf me een grote vreugde, en die vreugde werd tijdens mijn leven steeds meer geïnternaliseerd. Het is meer, geen emotie, maar eerder een spirituele vreugde, verankerd in de grond van mijn hart. Toen ik op de middelbare school zat, dacht ik “nou, is celibatair leven iets voor mij?” Maar later ontdekte ik dat het een geschenk van God aan ons is.

Als ik naar een arts ga, zie ik al deze nieuwe methoden voor het diagnosticeren van ziekten en nieuwe behandelingen, soms denk ik: “Oh, het zou leuk zijn om al deze nieuwe ontwikkelingen te hebben ervaren, om de mogelijkheden te hebben om deze nieuwe methoden toe te passen. ” Maar in mijn hart heb ik geen spijt van de keuze voor het priesterschap. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik kan in alle eerlijkheid zeggen: ‘ja, ik heb er geen spijt van.’

Ik ben blij dat God me tot het priesterschap heeft geroepen. Het was een heel moeilijk leven als priester en vooral als bisschop door de kritische reacties van de media, enzovoort. Daar moet je aan wennen. Nu ben ik een wat oudere bisschop, ik ben 70 jaar, heb enige ervaring en ben nu bijna 24 jaar bisschop. Dus het doet me niet zoveel pijn. In het begin was dat echter lastig. Desalniettemin kan niemand en niets die innerlijke diepe spirituele vreugde wegnemen die de Heer mij gaf, en het is verankerd in de bodem van mijn ziel. 

Bron: Vatican News (Engelstalig uitzendingen)

beeld: aartsbisdom Utrecht, kardinaal Eijk bij eucharistieviering tijdens laatste Ad Liminabezoek aan Rome

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *