De Rombo

De rombo?, gelukkig nooit gehoord…
Natuurrampen zijn zelden geluidloos. Lawines, overstromingen, bosbranden, orkanen hebben
allemaal hun eigen karakteristieke, vreeswekkende geluid. Vooral de aardbevingen.
Het is vreemd toeval dat ik net begonnen was aan het boek ‘Rombo’ van Esther Kinsky toen
de zware aardbeving in Marokko plaatsvond, vorige week.

In ‘Rombo’ vertellen overlevenden van de aardbeving in de noord-Italiaanse regio Friuli-
Venezia Giulia over wat ze die dag meemaakten, op 6 mei 1976.
Een dag later was ik in dat gebied; ik was toen correspondent in Italië voor de bladen van de
Zuid Oost Pers (ZOP). Hals over kop een vlucht van Rome naar Triëst geboekt, daar een auto gehuurd en via Udine de bergen in, de ellende tegemoet: lijken, puin, chaos en wanhoop in al die door elkaar
geschudde dorpen en stadjes zoals Venzone, Gemona, en San Daniele di Friuli, bekend om de
rauwe ham.

Het is nu bijna vijftig jaar geleden, maar ik zie me nog zitten in de berm van de toegangsweg
naar Gemona. M’n draagbare tikmachine op de knieën om de eerste indrukken onder woorden te brengen en dan, later in het dal een hotel en een vaste telefoon zoeken om het verhaal door te bellen naar de redactie. Hoe primitief…
Ik heb toen ’n enkele naschok gevoeld, maar niet dat ondergrondse gegrom gehoord waar alle
overlevenden van alle aardbevingen in de wereld over praten.
Dat angstaanjagende geluid noemen ze in Italië ‘il rombo’: ‘brommend, gonzend, rommelend,
murmelend, donderend, stommelend, ruisend, suizend, roffelend, fluitend, dreunend,
bulderend’. Alsof een onderaards beest zich omdraait.
Er zijn veel mensen die verhalen over natuurrampen niet lezen; niet willen lezen. Om de
eenvoudige reden dat ze er naar van worden.

De opleiding journalistiek van de Erasmushogeschool in Brussel onderzocht onlangs waarom
lezers afhaken.
De vier meest genoemde redenen zijn: het nieuws is te negatief, te veel sensatie, het is niet
nuttig voor mij en ‘het maakt me bang’. Ik ben toch niet de enige die als kind te horen kreeg dat ik me niet bang moest laten maken? Voor wie en wat?
Maar elk jaar begin december zat Zwarte Piet me op de hielen. Er was niets om bang voor te
zijn; ik kon niet braver worden dan ik toen was; maar toch….
Voorgoed verleden tijd. Kinderen kun je vandaag de dag niet bang krijgen met een roetpietje.
De helpers van Sinterklaas zijn veelkleurig geworden als de regenboog.
‘Ik ben voor de duvel niet bang’, hoor je wel eens zeggen. Maar dat is betrekkelijk. Want geen
mens heeft ooit helse duivels gezien. Misschien is die hel gewoon bangmakerij. Voor velen is
het alledaagse leven al een hel; op aarde.

Beetje raar eigenlijk dat we dan weer wel zeggen dat iets verduveld lekker is. Dat weten de
bierbrouwers van Duvel maar al te goed. Bij mij thuis slingeren nogal wat bierviltjes rond; altijd handig….
Ook van Chouffe, dat kabouterkesbier. Op één van die viltjes stond een raadseltje:
Twee kabouters hebben allebei een vol glas water en ze hebben één lege emmer.
Hoe kunnen ze het water uit hun glas in die emmer gooien en toch zien welk deel van het
water uit welk van de twee glazen komt; zonder scheidingswandjes in die emmer te plaatsen?
Wel?, door de glazen met water eerst in de vriezer te zetten en vervolgens de ijsklonten in de
emmer te gooien.
Straks een ijskoud biertje; ik kies onbevreesd voor ‘n Duvelke…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *