IJdelheid: onbetwist Bodar?s grootste ondeugd

door Frans Wijnands    –

 

Nadat ik het essay, of beter de ontboezeming, van Antoine Bodar in Trouw van afgelopen zaterdag over paus Franciscus voor de zoveelste keer zorgvuldig had gelezen, heb ik er het  lijstje van de zeven ondeugden, oftewel hoofdzonden, eens bij gehaald. Ze zijn – als tegenhangers van de Zeven Deugden en de Werken van Barmhartigheid -, in vorige eeuwen herhaaldelijk dankbaar thema geweest voor begenadigde kunstenaars; van Pieter Bruegel de Oudere tot Giotto. Maar dat hoef ik kunsthistoricus Bodar niet te vertellen.

Boven aan dat lijstje ondeugden van formaat staat Superbia: hoogmoed, hovaardigheid, ijdelheid. Een hoge, (ziekelijke)  mate van zelfingenomenheid en liefde voor zichzelf; narcisme. Ik weet niets van Bodar’s andere ondeugden, voor zover hij die al zou hebben. Maar die ijdelheid, die zelfingenomenheid is onmiskenbaar zijn grootste ondeugd. Hij afficheert het in de dagelijkse omgang; op radio en tv en in de geschreven media. Bodar, Antoine. Zie mij eens. Geleerd op meerdere terreinen en ook nog eens priester.

Dat laatste is nu wat lastig voor hem, want Bodar voelt zich sinds het aantreden van paus Franciscus geroepen om zijn hoogst geplaatste confrère de les te lezen. Hij gebruikt daarvoor deels de taal van het volk, zoals Franciscus die bij voorkeur spreekt, hoewel de fijn-besnaarde Bodar dat volkse woordgebruik intens verfoeit. Antoine Bodar laat zich – en niet voor de eerste keer – in Trouw meeslepen door recente emoties, zoals zijn hartgrondige afkeer van de stijl van de huidige paus, zijn onvrede over diens tekort aan theologisch leiderschap, zijn heimwee naar paus Benedictus. Die was nederig, zijn opvolger is lomp. De eerste was vooral de bedachtzame leraar, de tweede is de spontane pastoor. Wat de een heeft mist de ander, en omgekeerd. Dan is het maar net waar je persoonlijke voorkeur ligt. Bij Bodar is dat duidelijk. In zijn ogen is Franciscus de verkeerde man op de goede plaats : alles wat hij doet heeft hij niet zelf bedacht, en wat hij bedenkt is niet goed, betoogt Bodar.

Bodar is bezig met zijn eigen kruistochtje tegen deze paus en krijgt alle media-aandacht en ruimte die hij zich maar kan wensen. Hij geeft zijn mening, maar beweert daarnaast dingen die hij niet hard maakt. Zo zegt hij dat de paus bisschoppen voor de voeten loopt en mensen die hem tegenspreken ontslaat. Een boeman in witte soutane. Maar Bodar noemt geen namen. Dat is geen prudentie, dat is laf. Bovendien verzwakt het zijn betoog. Niet alle argumenten die hij aanvoert overtuigen. En om de huidige paus te vergelijken met volksmenners en dictators is zonder meer stuitend.  

 

Bodar woont meestentijds in Rome. Hij weet er de weg, kent er mensen binnen de Vaticaanse muren, maar ik verdenk hem ervan dat hij alleen luistert naar diegenen die hem bevestigen in zijn oordeel over Franciscus. Wat mij de laatste tijd daarbij het meest verbaast is de gretigheid waarmee hij in de media de stijl en het hele doen en laten van de paus hekelt, bijna belachelijk maakt. Bodar heeft zich in de loop der jaren ongevraagd en onweersproken opgeworpen tot de onofficiële spreekbuis van katholiek Nederland en het parmantige paradepaardje van de KRO. Lekker gemakkelijk, heb ik al vaker gedacht: je hebt geen gedoe met parochianen, geen enkele pastorale verantwoordelijkheid en er is niemand aan wie je je teksten hoeft voor te leggen of achteraf te verantwoorden. In Den Bosch was hij ooit actief in de zielzorg. Als  plebaan – zeg maar pastoor – van de Sint Janskathedraal. Dat duurde nog geen jaar. Toen hield zielzorger Bodar het voor gezien. Hij vond dat koffiedrinken met die mensen – dat kerkplebs –  eigenlijk maar niks; ver beneden zijn niveau.

Ik mag toch hopen dat iemand in de kerkelijke hierachie – kardinaal Eijk wellicht? – Bodar eindelijk eens duidelijk maakt dat hij op moet houden om de paus als een tirannieke plattelander af te schilderen die het kerkvolk een dooie mus voor houdt en die van het geciviliseerde Vaticaan een boerenkermis maakt. Voor Bodar kan het volgende Conclaaf niet vlug genoeg komen, zoveel is wel duidelijk. Maar om dat als priester dan van de daken te schreeuwen…?

 

Niet gecategoriseerd