Een vrouw op de Bisschoppensynode doet een boekje open

door Lucetta Scaraffia.

Zij is de hoofdredacteur van de maandelijks op vrouwen gerichte bijlage van de Osservatore Romano.
Zij was aanwezig bij de gezinssynode en maakte deel uit van dezelfde Italiaans-sprekende werkgroep waar ook kardinaal Eijk lid van was.

bron: Radio Vaticana (Duitstalige uitzendingen) en het Nederlands Dagblad

 

Onwetende mannen

Als vrouw van 67 was ik op de bisschoppensynode over het gezin. Wat me tussen al die mannen opviel, was de totale onwetendheid over het vrouwelijk geslacht. Sommige mannen deden hun best, al behandelden ze me als een mascotte.

Hoe vaak heb ik tijdens de afgelopen drie synodeweken, om het opstandige ongeduld in me te beteugelen, niet herhaald: ze hebben me tenslotte zelf uitgenodigd, en ze laten me niet eens praten. Maar ze hebben mij, een ‘feministische historica’, niet bijzonder diplomatiek aangelegd of geduldig, vast en zeker opgemerkt.

Voor een vrouw zoals ik, die mei 1968 en het feminisme heb meegemaakt, die aan staatsuniversiteiten heb gedoceerd en deelgenomen aan commissies en werkgroepen van allerlei soort, was dit een werkelijk ongekende ervaring. Want ik heb wel vaker alleen tussen mannen gewerkt, maar van die mannen kon je in ieder geval zeggen dat ze wisten waarover ze spraken: ze waren getrouwd of hadden dochters.

Wat me het meest bij deze kardinalen, bisschoppen en priesters is opgevallen, was hun volledige onwetendheid over het vrouwelijk geslacht, hun gebrekkige omgang met vrouwen die als minderwaardig worden beschouwd. Ze kennen vrouwen hooguit als degenen die hen als dienstbode bijstaan. Natuurlijk niet allen onder hen. Ik heb, voorafgaand aan de synode, vriendschappen met meerderen onder hen kunnen opbouwen. Maar voor de overgrote meerderheid was hun verlegenheid voelbaar om in het bijzijn van een vrouw te verkeren.

 

voordringen

Met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid blokkeerden ze mij de weg op de trappen of kropen ze vrolijk voor bij de koffiebar. Totdat een ober, die medelijden met me had, me vroeg of ik iets wilde drinken. En later, toen we elkaar begonnen te leren kennen, vooral tijdens de werkgroepen, toonden enkele clerici beetje bij beetje wat sympathie. Op hun eigen wijze, natuurlijk: ik werd als een mascotte behandeld, altijd met paternalisme, zelfs wanneer wij soms dezelfde leeftijd hadden. Sommigen waren zowaar jonger dan ik.

Sinds het begin leek alles erop gericht te zijn om me te laten voelen dat ik een buitenstaander was: ondanks mijn toegangsbadge moest ik de meest strenge controles ondergaan. Men poogde zelfs om m’n tablet en smartphone af te nemen. Telkens dacht men dat ik iemand anders was: op z’n best zag men me aan voor een journaliste, of gewoon voor de schoonmaakster. Maar later leerde men mij kennen, en behandelden me met respect en beminnelijkheid.

 

getolereerd

Mijn aanwezigheid werd echter hoogstens getolereerd: ik mocht niet spreken, behalve aan het eind, zoals de waarnemers. En ik mocht ook niet stemmen. Zelfs niet in de werkgroepen. Bovendien mocht ik geen wijzigingen in de teksten voorstellen. Theoretisch gesproken mocht ik niet eens spreken. Maar soms vroeg men me zowaar om mijn mening: ik raapte vaker de moed bij elkaar en stak de hand op om van me te laten horen. Tijdens de laatste bijeenkomst is het me zelfs gelukt om wijzigingen voor te stellen. Al met al droeg alles eraan bij dat ik me als onbestaand voelde.

 

twee kampen

Zonder twijfel bestaan er twee kampen: zij die zaken willen veranderen en zij die simpelweg de bestaande orde willen verdedigen. En tussen hen in is een soort moeras, waar men zich conformeert, waar men vage uitspraken doet en waar men wacht hoe het debat zich zal ontwikkelen.

Het kamp van de conservatieven verzekert de arme gelovigen dat het volgen van de norm geen onmenselijke last is omdat God ons met zijn genade bijstaat. Ze bedienen zich van een kleurrijke taal en spreken over de vreugden van het christelijk huwelijk, over ‘het huwelijkslied’, ‘de huiskerk’, ‘het evangelie van het gezin’ – eigenlijk over een perfect gezin dat niet bestaat, maar waarvan de uitgenodigde echtparen moeten getuigen door hun verhalen te vertellen. Wellicht geloven ze er zelf in. Ik zou in ieder geval niet in hun schoenen willen staan.

 

moedigsten

In het progressieve kamp zijn meer schakeringen te vinden. De moedigsten onder hen praten over vrouwen en huiselijk geweld. Men herkent hen gemakkelijk, want ze preken zonder ophouden over barmhartigheid. Vanzelfsprekend hebben perfecte gezinnen geen barmhartigheid nodig. ‘Barmhartigheid’ was het sleutelwoord van de synode: in de werkgroepen strijdt de éne groep ervoor om het woord uit de teksten te doen verdwijnen, terwijl de andere het woord verdedigen en het willen vermenigvuldigen. Eigenlijk is het niet erg ingewikkeld. Ik had me een theologisch complexere werkelijkheid voorgesteld die van buitenaf moeilijker te ontcijferen zou zijn geweest.

 

elegantie

Gedurende de urenlange debatten heb ik gefascineerd de elegantie van de geestelijken gadegeslagen: allen ‘in uniform’, met hun lange paars of rood afgestikte soutanes, hun bijpassende keppeltjes, en bij enkelen hun bewerkte koormantels met lange lijnen gekleurde knopen. De oosterse geestelijken zijn getooid met met goud of zilver geborduurde hoofddeksels, of met hoge zwarte of rode hoeden. Ik ontdek ook dat de strengste verdedigers van de traditie in de landen wonen waar het leven het moeilijkst is voor christenen, zoals in het Midden-Oosten, Oost-Europa, of Afrika. Zij die de communistische vervolging hebben gekend, stellen voor om met dezelfde strengheid en onbuigzaamheid de charmes van de moderniteit te weerstaan. Zij die leven in woelige en bloedige landen waar de christelijke identiteit wordt bedreigd, denken dat de religie slechts tegen aanvallen verdedigd kan worden door onbuigzaam over de regels te zijn.

 

onbegrijpelijke taal

Afgezien van enkele uitzonderingen – die mijn voorkeur hebben – spreken allen een vrijwel onbegrijpelijke taal voor hen die niet tot de kleine groep clerici behoren: ‘affectiviteit’ in plaats van ‘seksualiteit’, ‘rijpe seksualiteit’, ‘kunst van het begeleiden’. Vrijwel allen zijn ervan overtuigd dat het voldoende is om goede voorbereidingslessen te geven om alle moeilijkheden te overwinnen. En wellicht ook wat meer catechese voorafgaand aan het huwelijk. De werkelijkheid kenschetst zich echter door zo veel diversiteit en complexiteit.

De vrouwen zijn vrijwel onzichtbaar. En wanneer ik ze in mijn toespraken aanhaal, me over hun afwezigheid beklagend terwijl het juist over het gezin gaat, noemt men me ‘erg moedig’. Ik krijg applaus, word soms zelfs bedankt. Ik ben verrast, maar besef ook dat ik hen, door er zo open te spreken, onthef van de noodzaak om er zelf over te praten. 

Niet gecategoriseerd