“Ik heb liever een God in de modder”

Helpt God? Bij ‘goed doen’ bijvoorbeeld. Lisette Thooft stuitte op twee verschillende manieren van denken over de mens. “De mens als zelfstandig, afgebakend individu dat zelf bepaalt of het eens iets goeds zal doen” en “de mens als onderdeel van een geheel waarin God tot in de diepste duisternis van de dood aanwezig is.”

Door Lisette Thooft

“Het leven [blijft] modderen, maar wij kunnen geloven dat de liefde tot in onze modder is afgedaald zodat wij uiteindelijk in haar wortelen.”

Dat citaat van Erik Borgman las ik in het Mariënburg Magazine, in een mooi stuk van Henk Meeuws die de vraag aan de orde stelt of we God eigenlijk nodig hebben voor het doen van het goede. Volgens hem zeggen veel mensen tegenwoordig: “Goeddoen? Dat is gewoon mensenwerk. Dat kan een humanist ook!”

En dat is natuurlijk waar: ook humanisten, agnosten en atheïsten zetten zich in voor een betere samenleving. Maar, zegt Meeuws, er is wel iets opmerkelijks aan de hand: onder kerkgangers zijn tweemaal zo veel vrijwilligers actief dan onder ongelovigen.

Minder verspillend

Dat doet me denken aan een onderzoek waarover ik las in de jaren negentig, toen ik een milieurubriek verzorgde voor het tijdschrift Onkruid. Uit dat onderzoek bleek dat mensen uit conservatieve kerkelijke kringen zich minder zorgen maakten om het milieu, want, zeiden ze, God zal ons heus wel redden van de zondvloed. Maar hun levenswijze was wel beter voor het milieu: zuiniger, minder verspillend, minder luxueus, dan bijvoorbeeld die van atheïstische GroenLinks-stemmers uit Amsterdam die zich veel zorgen maakten over het milieu maar om de haverklap op vliegvakanties gingen.

Heb je God nodig om goed te doen? Aan tafel sneed ik de kwestie aan.
“Goed waarvoor?” vroeg mijn man.
“Gewoon, goed. Je weet toch wel wat goed is. Anderen helpen. Niet egoïstisch zijn.”
“Maar soms is het goed om iemand te helpen en soms is het beter om mensen met rust te laten,” zei hij. “Misschien heb je God wel nodig om te weten wat je het beste kunt doen in elk geval. Om geïnspireerd te raken tot wijsheid voorbij je ego-gedachten.”

Dat vond ik een goed punt. Maar zelfs dat zou je ook zonder God kunnen regelen. Zo hoorde ik dat je op momenten van twijfel, woede of angst aan jezelf de vraag kunt stellen: Wat zou mijn meest wijze zelf hiervan zeggen? Toen ik het probeerde, werkte het meteen: ik veranderde van een soort opstandige puber in een wijze volwassene.

Ongedeeld geheel

Maar is die meest wijze zelf niet bijna hetzelfde als je Hogere Zelf, ook wel genaamd de Heilige Geest, of het Christusbewustzijn in ons?

In een religieuze levenshouding zie je de werkelijkheid als een ongedeeld geheel met onszelf, hier in de modder, aan de ene kant en het allerhoogste, meest wijze en liefhebbende aan de andere kant, die tegelijkertijd helemaal geen andere kant is omdat die ook hier is, omdat die overal is.

Meeuws eindigt met een prachtige passage waarin hij tegenover elkaar zet: het denken over de mens als zelfstandig, afgebakend en verlicht individu dat zelf bepaalt of het eens iets goeds zal doen – en het denken over de mens als onderdeel van een geheel waarin God tot in de diepste duisternis van de dood aanwezig is.

Ik vind het wel fijn om ervan uit te gaan dat God tot in de modder aanwezig is. Dat ik hem ook middenin al het gemodder en gedoe kan aanroepen. Voor mezelf, of om te weten hoe ik het best een ander kan helpen.

bron: de bezieling

Niet gecategoriseerd