Ouder worden is afstand doen…

*** Zondagsmijmeringen ***

Opschonen is zo’n woord dat in onze spreektaal is binnen geslopen sinds we massaal achter de computer zitten. Vroeger zeiden we opruimen. En weg gooien, in plaats van deleten. Je ruimde je kamer op, de keukenkastjes, zolder en kelder. En je boekenkast natuurlijk. Ik doe dat zo af en toe, maar (te) langzaam. Dan pak ik ’n boek waarvan ik denk dat het weg kan, blader het door, begin te lezen, bekijk de kaft nog eens, een diepe zucht en dan zet ik het weer terug…

Met m’n knipselmappen gaat sneller, want het meeste wat dáár in zit is sneeuw van gisteren; achterhaald, uit de tijd. Al kom ik verrassende dingen tegen, zoals dit grafschrift:
‘Onder deze steen ligt Jan Been
Zijn naam is geen Been maar Bot
Maar omdat Bot niet rijmt op steen
Noemen wij hem Been’

Opruimen moet je vaker zelf doen naarmate je ouder wordt, anders moeten anderen het voor je doen als je te oud bent. Ouder worden is gaandeweg afstand doen en beseffen dat de toekomst niet langer van jou is, zoals je dat jarenlang – in jeugdige overmoed – als vanzelfsprekend aannam.
Het enige wat ik niet opruim zijn herinneringen. Die moet je koesteren zolang je brein het toelaat. ‘Ga maar een uurtje lopen, lekker je hoofd leeg maken’, hoor je wel eens. Ik peins er niet over, want voordat je het weet kom je thuis als een leeghoofd…

Ouder worden is zo af en toe denken aan een tijdloos verleden:
‘De wereld was wijd
als we over ’t droge gras heen
naar de einder keken, ze had de kleur van zinder
We speelden met de wolken, lazen daar verhalen en
zagen dromen die er dreven
onze ogen stonden ver
we konden eindeloos opnieuw beginnen
en verstoppertje spelen in het hoge gras van de achterste wei
waar dwaalwegen waren maar verdwalen niet bestond
Met verwarde haren dronken we om drie uur thee tijdens het vieruurtje

Beeldenstorm.
Je hoort en leest dat woord de afgelopen weken steeds vaker. Nou valt het bij ons nog mee; er wordt meer gepráát over beelden van foute mannen – nooit vrouwen… – dan dat ze omver worden getrokken. Dat was in 1566 wel even anders. Toen raasde een protestantse golf van vernielzucht over de roomse Lage Landen. Maandenlang werden heiligenbeelden in katholieke kerken, kloosters en kapellen van hun sokkels getrokken. Er werd vernield en geplunderd; allemaal in Gods naam, dat scheelt…
Het ontluikende calvinisme maakte meteen duidelijk waar het voor stond. Het was een religieuze explosie met een politieke lading. Want het ging vooral tegen de gehate Spaanse bezetters die nog roomser waren dan de paus. Die beeldenstorm markeerde min of meer het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Aan de eindoverwinning hebben we er onze onafhankelijkheid, het Wilhelmus, het rood-wit-blauw en tenslotte het CDA aan over gehouden. Oecumenische politiek. Wie had dat kunnen denken.
De beelden die in ons land uit beeld (zouden) moeten zijn op de vingers van één hand te tellen. Haal ze vreedzaam weg, nauwelijks iemand die er naar kijkt, en zet ze in ’n museum. Als je op de sokkel van zo’n omstreden beeld tòch al een tekst moet bevestigen waarop de minder heldhaftige kanten van de held worden vermeld, dan kun je hem net zo goed meteen van zijn voetstuk halen, zoals Jan Pieterszoon Coen in Hoorn. Maar haal hun bestaan en daden niet uit onze geschiedenis. Want wie z’n verleden niet kent – of wil kennen – mist het kompas voor een betere toekomst.

Autobouwer Henry Ford vond geschiedenis flauwe kul. Begrijpelijk, want Amerikanen hebben nauwelijks geschiedenis waar ze trots op kunnen zijn. Waarom zou je achterom of achteruit kijken? Een Italiaanse vriend heeft me dat ooit eens ten sterkste afgeraden: ‘In het verkeer moet je nóóit in je achteruitkijkspiegel kijken. Je moet letten op wat er vóór je gebeurt. Wat er achter je gebeurt is jouw zorg niet…’.

We praten over discriminatie. Terecht. Alle vormen daarvan zijn inhumaan. Ook de zogenaamd ‘onschuldige’ soorten, zoals die eeuwige grappen over blondjes. Alsof blonde vrouwen niet intelligent zouden zijn. Al blijven er natuurlijk uitzonderingen… Ik geef nog twee voorbeelden en dan nooit meer.
Waarom loopt een blondje altijd op haar tenen naar het medicijnkastje? Omdat ze bang is om de slaappillen wakker te maken. En nog ééntje als toegift. Een blondje krijgt een tweeling maar huilt aan één stuk door. De kraamhulp vraagt troostend: ‘Waarom huil je eigenlijk? Moet je kijken, je hebt twee prachtige baby’s! ‘Ja, maar ik weet niet van wie die tweede is’.

Vaderdag. Vandaag. Ik heb er niks mee. Moederdag is iets anders. Daar zit sentiment bij. Er zijn talloze liedjes over moeder, moedertje, mama. Maar ik ken maar twee memorabele smartlappen over vader. Die ene van Herman van Keeken ‘Pappie loop toch niet zo snel’, en ‘Ach vaderlief, toe drink niet meer’, van de Zangeres zonder Naam. Twee dramatische smeekbeden.
Het ene beloof ik. Het andere niet…

Het ene beloof ik. Het andere niet…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *