Had Jezus vrouwelijke priesters voor ogen?

John Wijngaards is bekend om zijn ijveren voor priesterwijding van vrouwen. Onlangs schreef hij het boek: What They Don’t Teach You in Catholic College. Women in the Priesthood and the Mind of Christ (Lafayette, LA: Acadian House, 2020). Het is nog niet in het Nederlands vertaald. Jos Moons sj schreef op verzoek van de redactie van deze site een recensie.

Dat vurige gedrevenheid met het klimmen van de jaren niet per se vermindert, bewijst dit boek. John Wijngaards schreef al eerder over de priesterwijding van vrouwen, meer dan 40 jaar geleden: Did Christ Rule Out Women Priests? Op zijn oude dag – Wijngaards was 84 op het moment van verschijnen – komt hij terug op de zaak. Dit boek is meer dan een update, zo stelt de auteur, want het “gooit het net wijder uit, graaft dieper, legt bloot wat er echt aan de hand is” (xii). Wat mij trof was evenwel niet de grondigheid waar deze zin op lijkt te zinspelen als wel de felle toon waarmee de auteur de lijnen van zijn betoog uitzet. Ik bespreek eerst die lijnen, en kom dan terug op de toon. 

  1. De grote lijnen

Aan de hand van enkele eigen ervaringen schetst Wijngaards het “ontwaken” van zijn bewustzijn van en betrokkenheid in de ‘sociale mythe’ dat vrouwen een minder soort mensen zijn. Die mythe is inmiddels voor een flink stuk achterhaald: vrouwen kunnen stemmen, studeren, directeur of hoogleraar worden.Kortom, Maar geen priester. Wijngaards betreurt dat. Natuurlijk koos Jezus mannelijke apostelen, zo stelt Wijngaards; dat was immers de ‘sociale mythe’ van zijn tijd waar Jezus – als mens – deel aan had. Maar de Schrift zelf toont dat Jezus’ voorbeeld niet een absolute, blijvende norm is, denk maar aan het loslaten van de joodse wetten waarover de Handelingen van de Apostelen getuigen. Juist in dat verband geeft de veelvuldige aanwezigheid van vrouwen in Lukas’ evangelie te denken, oppert Wijngaards. Zinspeelt Lukas zo op de situatie van de post-pascale kerk? De Schrift geeft nog meer te denken. Bijvoorbeeld over het nieuwe priesterschap in Christus, en over het feit dat vrouwen waarschijnlijk aanwezig waren bij het Laatste avondmaal, zoals te doen gebruikelijk bij de Paasmaaltijd. Wijngaards bespreekt ten slotte fundamentele issues zoals de traditie en het geloofsaanvoelen der gelovigen (sensus fidelium). De traditie is zowel behulpzamer dan de officiële leer suggereert en minder behulpzaam; enerzijds zijn er namelijk vrouwelijke diakens geweest (en waarom dus geen priesters, zo Wijngaards), en anderzijds moet traditie soms juist niet blijven wat ze was, zoals de treurige traditie van (erkenning van) slavernij. Juist het geloofsaanvoelen van de gelovigen suggereKortom,ert dat wat betreft vrouwenwijding de traditie beter kan veranderen. 

Met deze overwegingen zaagt Wijngaards flink aan de stoelpoten van de officiële verantwoording van het standpunt dat vrouwen niet gewijd kunnen worden. In die zin is het een belangrijk boek. Als wat hier gezegd wordt klopt, moet dat standpunt herzien worden. Dat zal wel niet zo snel gebeuren.
Ik vermoed dat dat nog aan andere factoren ligt, die hier niet besproken worden, zoals de algemeen-menselijke traagheid om te veranderen en de kracht van de beelden die men gewend is. Verder denk ik dat bij dit soort reflecties de zowel positieve als beperkte ontwikkeling wat betreft de erkenning van de plaats van de vrouw in de kerk aandacht verdient. De mooie magisteriële taal van de laatste decennia over het vrouwelijke genius vat dat samen: opgehemeld als fijngevoelig en zorgend, zit de vrouw daar in feite in opgesloten.

  1. Een hevig boek

Wat mij trof in het boek was vooral de stijl. Die verdient lof en kritiek. Wijngaards heeft een vlotte pen en leest zeer gemakkelijk. Het tempo ligt hoog. We buitelen van een anekdote naar een stelling over een abstract thema dat met een welgekozen citaat onderstreept wordt, waarna de lezer zich best schrap zet voor het volgende avontuur dat niet lang op zich laat wachten. Hier begint mijn kritiek. Rustig ademhalen, daar is geen tijd voor. Ook voor zélf ademhalen niet, want de auteur weet hoe het zit. “Inderdaad, de Geest heeft Christus’ bedoeling (mind) geopenbaard, en het is duidelijk dat het katholieke priesterschap open moet staan voor vrouwen” (xi), zo klinkt het in het besluit van het Voorwoord. Vastberaden, zelfzeker, maar zonder ruimte voor andere visies, voor vragen, voor aarzelingen, voor bijkomende beschouwingen. (De vrijdenker gelijkt dan, ironisch genoeg, pijnlijk op de traditionalist, zo merkt Rik Torfs in zijn recente boek op: beide sluiten de discussie.) Wie het waagt anders te denken – het Vaticaan bijvoorbeeld – krijgt nauwelijks een kans om zijn zaak te presenteren. Reeds in de niet erg vriendelijke titel wordt gesneerd naar ‘they’ en dat gaat onmiddellijk verder in de eerste zinnen: ze zijn vasthoudend, ze onderdrukken andere stemmen, enzovoorts. 

  1. Een onrustig en vreemd boek

Hoewel ik het boek met enige sympathie opnam vanwege de relevantie van het onderwerp en omdat ik het taboe op het denken betreur – in deze kwestie en in andere – kan ik toch niet anders dan het een vreemd boek noemen. Ook op het niveau van allerlei details.
Het eerste paginanummer in arabische cijfers is 27, schijnbaar in aansluiting op de voorafgaande 23 pagina’s voorwoord en inleiding; het is gebruikelijker gewoon met arabisch cijfer 1 te beginnen. En wat te denken van de klungelige verwijzingen: achterin het boek treft de lezer tot haar of zijn verrassing meer dan twintig pagina’s verwijzingen aan zonder dat in de tekst zelf bleek dat we daarop mochten hopen. Het boek blijkt ook een minutieus register te hebben, iets wat eerder past bij hoogwetenschappelijke boeken en zeker contrasteert met de losse presentatie (laat staan de genoemde klungeligheid van de voetnoten). 

Het roept de vraag op wat Wijngaard precies voor ogen stond. Eerder populariserend of eerder wetenschappelijk? Zeer verzorgd (vgl. het register) of eerder snel snel (vgl. de paginanummers en ‘voetnoten’)? Als het bedoeld was voor de jongere generaties, dan is het triest dat het boek vooral door 75-plussers aangeprezen wordt: Trent Angers, René van Eyden, Jerome Neyrey.
Maar vooral, wat wilde Wijngaard met deze uit-de-losse-pols gepresenteerd, onbedaard scherp getoonzette reflectie over een nochtans gevoelige kwestie? Wie en wat wordt er gediend met dit boek? Zeker zullen mensen juichen – voor en tegen – maar dan? Zal hij tegenstanders van de vrouwenwijding overtuigen, wat zijn doel toch is? Zullen die het niet veeleer onbekommerd terzijde kunnen leggen onder verwijzing naar de cynische sneren en het gebrek aan kalm-degelijke onderbouwing? 

Conclusie
Wijngaards verdient lof voor het thematiseren van een taboe, maar het boek is mij te hevig en onrustig. Wijngaards had volgens mij zijn doel beter gediend met een andere insteek: met soberdere stellingen met voetnoten ter onderbouwing, met een rustigere presentatie van de argumenten van het leergezag en de kanttekeningen die daarbij gemaakt worden, en gebracht in een kalmere taal die uitnodigt tot meedenken en groeien in inzicht en wijsheid. 

dr. Jos Moons SJ (KU Leuven / Tilburg University)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *