Zwarte koning…

Rolandswerth is ‘n gehucht halverwege Bonn en Remagen, pal aan de Rijn en schuin tegenover de Drachenfels op de andere oever. Buurtbewoners noemen die drakenrots ‘de hoogste berg van Nederland’, vanwege de vele Nederlandse toeristen die er sinds jaar en dag komen.

Heel wat jaren geleden, toen we daar woonden, zijn we er eens naar de Nachtmis gegaan. Toen al was er in Duitsland een gebrek aan parochiepriesters. Net als in Nederland, en zelfs in Italië. Dus kijk je niet op van hulpkrachten aan het altaar; priesters van elders maar allemaal werkers in Gods mondiale wijngaard.

De zwarte priester die de Nachtmis opdroeg was een vriendelijke man die goed Duits sprak met ’n vreselijk accent. Voor een aantal parochianen bleef het onwennig, zo’n exotische pastor. Dat gaven ze ook wel toe, maar tegelijk respecteerden ze hem. Het gaat in het geloof tenslotte om goed en kwaad, niet om zwart of wit.

Het werd een bijzondere dienst vanaf het moment dat de priester zijn kerstpreek begon. Hij vertelde het geboorteverhaal zoals alle christenen dat kennen: de tocht van Nazareth naar  Bethlehem, alle herbergen vol, tenslotte de stal waar Maria haar Kind kreeg en waar engelen, herders en koningen op bezoek kwamen. Ook een zwarte koning, een wijze uit het oosten.

In onze samenleving hebben we dagelijks met mensen uit het oosten te maken. Misschien niet allemaal even wijs, maar wat is wijsheid? Alsof de mensen wijzer zouden zijn naarmate je meer en meer naar het westen reist. Tenslotte kom je toch weer in het oosten uit…

De zwarte priester vertelde het geboorteverhaal vanuit zijn visie. Als gelijke onder zijn koninklijke gelijken en hij knoopte er een realistisch sprookje aan vast:

‘Na Kerstmis werden de mensen in Remagen wakker en wilden – zoals altijd – boodschappen doen. Vers brood bij de Turk die ook van die stroperige lekkernijen verkocht; fetakaas bij die vriendelijke Griek die de beste olijven van de stad had. Even naar de Iraanse schoenmaker om de verzoolde laarzen op te halen en dan langs bij die Afghaanse mevrouw die zo handig was met naald en draad en een propere stomerij had. En zo goedkoop!

Maar de rolluiken van al die exotische winkeltjes waren neer gelaten. De ‘vreemdelingen’ waren vertrokken, terug naar waar ze vandaan gekomen waren. Toen beseften de inwoners van dat Duitse stadje dat ze eigenlijk niet zonder die buitenlanders konden, dat die ’n vertrouwde plek in hun midden hadden gekregen, dat iedereen iedereen nodig had’. Het werd een preekje van naastenliefde, medemenselijkheid en wederzijds respect.

Na afloop van de Nachtmis vroeg de donkere pastor me in het parochiezaaltje, bij ’n glaasje Glühwein, wat er gebeurd zou zijn als er nu eens geen drie wijze mannen, maar drie verstandige vrouwen naar Bethlehem waren gereisd?  

Hij nam een teugje warme wijn, keek me uitnodigend aan en zei toen: ‘Wel, die vrouwen zouden niet zomaar impulsief die Mercedesster zijn gevolgd.

Maar een veilige route, richting ster, hebben gezocht en zich goed hebben voorbereid. Ze hadden ook nooit bij een jaloerse koning de weg gevraagd naar een pas geboren koningskind en ze zouden dus bijtijds voor de bevalling zijn gearriveerd. Daarna zouden ze meteen die stal hebben uitgemest en die os en ezel buiten hebben gezet. In hun reistassen zouden praktische spulletjes hebben gezeten: warme kleertjes en doeken in plaats van die goedbedoelde potjes wierook en mirre’.

Hij glimlachte, zette z’n lege glaasje neer, trok z’n jas aan wenste me een gezegend Kerstfeest. Een wijze zwarte man. Een oosterse missionaris in het geseculariseerde westen…

De vorige paus, Benedictus XVI,  die nog steeds terug getrokken leeft in een appartement in de Vaticaanse tuinen, heeft een indrukwekkende trilogie geschreven over Jezus. Drie dikke boeken die wereldwijd in theologische vakkringen met grote waardering werden ontvangen. Want wàt je ook over het pontificaat van Benedictus denkt, hij was een eminent theoloog.

Het derde deel van die trilogie gaat over de jeugd van Jezus. In dat boek komt ook diens niet alledaagse geboorte aan de orde. Hoewel de toenmalige paus de kerststal een wezenlijk deel van de kerstviering vindt, rekent hij in zijn boek af met een paar romantische bijverschijnselen. Een os en ’n ezel in die stal? Staat nergens geschreven. Maar die beesten mogen van Benedictus rustig in onze kerststalletjes blijven staan, of liggen. Ook hebben er volgens hem natuurlijk geen zingende engelen boven die stal of grot gehangen.

Maar herders zijn er zeker in de buurt geweest, eenvoudige lieden van wie niemand de namen kent, in tegenststelling tot de drie koningen.

De dichter, essayist en literatuurhistoricus Anton van Duinkerken (1903-1968) schreef een gedicht over die herders:

Omdat eenvoudigen verstaan
wat door geen ingewikkeld zoeken,
noch lezen in geleerde boeken
begrepen wordt of nagegaan,
zijn herders toen in uwe stal
geknield en hebben U aanbeden;
dit is tweeduizend jaar geleden
en nog weet elk het overal.
Geen mens heeft ooit hun naam gemeld
de rest van hun onschuldig leven.