Hoe meer je leest…


Er gaat geen dag voorbij of twee woorden duiken op in het nieuws: Oekraïne en Gaza.
Ik heb ooit een paar dagen in Kiev rondgelopen; prachtig, en waar ik veel leerde over de even
rijke, als turbulente geschiedenis van dat land.
En ik ben in Israël geweest, in september 1984, samen Wout Woltz, toentertijd hoofdredacteur
van de NRC.
We waren er op uitnodiging van het Israëlische ministerie van buitenlandse zaken en dus
wisten we allebei donders goed ons te wachten stond: een voorgekookte trip. Geen vrije
journalistieke nieuwsgaring, maar luisteren naar de Israëlische kijk op het brandbare Midden-
Oosten. Hóór, geen wederhoor.

Dan maar niet gaan? Toch wel, omdat je nooit de kans voorbij moet laten gaan om ter plaatse
rond te kijken en kritische vragen te stellen.
We zijn in die week van hot naar haar gesleept: van de Golan-hoogte naar Haifa, van
Bethlehem naar de Dode Zee en van (natuurlijk) Yad Vashem naar Nazareth.
We doorkruisten de Westelijke Jordaanoever, een gebied dat onder Palestijns (zelf)bestuur
staat, maar waar Israël nog steeds meer en meer probeert de lakens uit te delen en we spraken
er met jonge joodse kolonisten die het over ‘ons land’ hadden en zeiden dat ze er alleen dood
uit weg zouden gaan.

Nee, Gaza hebben we niet bezocht. Dat hadden onze gastheren niet op het programma gezet.
Wat moesten we daar?, op die zandstrook aan de Middellandse Zee; veertig kilometer lang,
tien kilometer breed en maar 365 vierkante kilometer groot.
Maar waar wél ruim twee miljoen Palestijnen wonen. Bijna opgesloten, want Israël
controleert bij een paar grensovergangen alle in- en uitgaand verkeer.

Ik denk de afgelopen maanden vaak terug aan die reis, aan de vragen die we stelden, aan de
antwoorden die we kregen en die er allemaal op neer kwamen dat Israël doorlopend bedreigd
wordt. Dat het daarom dus alle recht heeft om zich te verdedigen en als het aangevallen wordt
keihard terug te slaan, indachtig het Bijbelse woord oog om oog, tand om tand.
Wie het daar niet mee eens is wordt prompt beschuldigd van antisemitisme. Zo kregen oud-
premier Dries van Agt en de vrouw van Wim Duisenberg, hoon over zich heen toen zij
aandacht en begrip vroegen voor het lot van de Palestijnse burgerbevolking.
Want een brede misvatting bij velen in de westerse wereld was en is: Palestijnen zijn
Arabieren, Arabieren zijn moslims en moslims zijn terroristen.

Ze zeggen wel eens dat hoe meer je leest, hoe meer je weet. Maar naarmate je méér weet,
word je steeds behoedzamer om iets te roepen of om blindelings partij te kiezen. Zo ervaar ik
dat althans.
Het al tientallen jaren aanslepende conflict in wat ook wel het Heilige of Beloofde Land wordt
genoemd, telt immers talloze tinten grijs en complexe nuances. Met als enige glasheldere
aantekening dat geweld – door wie dan ook – nooit goed is.
Natuurlijk weet ik het niet zeker, maar ik mag toch veronderstellen dat er in Rusland en
Oekraïne, in Israël en de Palestijnse gebieden tientallen miljoenen vreedzame mensen van
goede wil leven? Het is tragisch dat die ongevraagd worden meegesleurd in het bloedige
geweld van wraakzuchtige heethoofden, religieuze fanaten en gewetenloze leiders.

In 1994 kregen de Israëlische premier Yitzak Rabin, zijn minister van Buitenlandse Zaken
Shimon Peres en de leider van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) Yasser Arafat, de
Nobelprijs voor de Vrede. Alsof er héél even niet één, maar honderden vredesduiven boven
het Midden-Oosten fladderden.
De prijswinnaars beloofden om naar blijvende vrede te zullen streven.
Gewoon naast en met elkaar leven. Maar dat is niet zo gewoon, bijna nergens. Vraag het maar
aan de Rijdende Rechter…

Trouwens, de Duitse dichter Friedrich von Schiller (1759-1805) concludeerde al: ‘Es kann der
Frömmste nicht in Frieden leben wenn es dem bösen Nachbarn nicht gefällt’.
De onverzoenlijke landje-pik-orthodoxen aan Israëlische zijde en de Hamas-terroristen aan
Palestijnse kant hebben lak aan vrede; het wederzijds wantrouwen is te groot geworden.
Wapens vervangen woorden; schieten in plaats van praten.
De echte slachtoffers zijn dan, zoals in alle oorlogen en bij rampen, de mensen in hun
verwoeste steden en dorpen.
Aan hen dacht ik, toen ik onlangs dit anonieme muurgedicht las:
Later, als de vele mooie herinneringen
de plaats van mijn verdriet hebben ingenomen,
zal ik misschien kunnen verwoorden
wat ik nu enkel met tranen kan vertellen

beeld: http://america.aljazeera.com/articles/2014/7/26/gaza-israel-hamas.html

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *