Column april 2010

Onrust in de kerk

Er heerst de laatste maanden veel onrust in onze Kerk, van binnenuit en van buitenaf te­weeggebracht door onverkwikkelijke zaken. Van binnenuit bracht een praktiserend anders-geaarde prins Carnaval de communie weigeren onrust. De betreffende pasto(o)r ging – op advies van het bisdom – nog een stap verder en weigerde op zondag de communie uit te reiken aan de hele geloofsgemeenschap, om niet het risico te lopen dat onder hen praktiserende homofielen waren. Dit riep protesten op tot in de kathedraal van het bisdom toe, waar op gelijke wijze gehandeld werd. De onrust van buitenaf ontstond door de ontdekking van seksueel misbruik door priesters in internaten zoveel jaren geleden. De Kerk lijdt door deze gebeurtenissen veel schade in een tijd waarin de betrokkenheid op de Kerk toch al sterk afneemt.

Wat is hier aan de hand? Het probleem van de homofilie werd duidelijk verkeerd aangepakt. Niet de past(o) or maakt uit of iemand te communie mag gaan. Dit doet de communicant zelf. Hij moet zich afvragen of hij leeft in overeenstemming met de leer van de kerk. Is dit niet zo, dan nog kan hij motieven hebben om toch te communie te gaan. Uiteindelijk is het eigen geweten het criterium van handelen. Sommigen gaan hiermee wellicht te gemakkelijk om, maar dit is geen reden om als past(o)or maatregelen te nemen, zeker niet door de hele geloofsgemeenschap de gelegenheid te ontnemen te communie te gaan. Dit maakt de Eucharistieviering welhaast ongeloofwaardig. Zij wordt door de Heer juist aangeboden om met elkaar te breken en te delen. Gelukkig hebben de betrokkenen ingezien een verkeerde beslissing te hebben genomen. Het kwaad was echter wel geschied en er volgden protestacties, waardoor het sacrale in feite geprofaneerd werd.
Het tweede probleem is wel zo ernstig. Er is seksueel misbruik uit een – ver? – verleden massaal aan het licht gekomen waardoor jonge mensen beschadigd zijn. Het is terecht dat zij nu in de openbaarheid treden en wellicht genoegdoening eisen. Hoe konden deze praktijken ontstaan? In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw waren internaten gesloten systemen, die geen inmenging van buitenaf toestonden, zodat er een zwijgcultuur rond deze problematiek groeide. Onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie ontstond er een zekere euforie rond het verplichte priestercelibaat. Wellicht is dit een reden. Deze euforie rechtvaardigt seksueel misbruik niet, maar het misbruik was een uiting van de problematiek rond het verplichte celibaat. Natuurlijke behoeften zochten zo een uitweg.

Het seksuele misbruik is een aanklacht tegen de verplichtingen van het celibaat, dat op oneigenlijke gronden priesters wordt opgelegd. Uit alle ontsporingen blijkt dat de Kerk een andere visie op seksualiteit dient te ontwikkelen, die rekening houdt met de beleving van de mensen. Niet dat alles goed gevonden moet worden, maar wel dat er een reële kijk komt op deze diepmenselijke behoefte. Ook past het ons te bidden voor het herstel van de waardigheid van de kerk.

T.B.