Column januari 2011

Balans

Op 15 en 16 november van het afgelopen jaar werd in Blankenberge (België) het S5e Litur­gisch Congres gehouden; een jaarlijks terugke­rend gebeuren waaraan bij traditie honderden liturgiedeskundigen deelnemen. Het thema van deze dagen was Liturgie na VaticanuTll 1I: Een balans. Bijna vijftig jaar na het verschijnen van het eerste conciliedocument, met name dat van de liturgie – 4 december 1963 – vond men het blijkbaar nodig, dat er een evenwicht gezocht werd tussen de destijds bedoelde intentie van het document en de feitelijke gestalte van de li­turgie op dit moment.

Voor sommigen werd deze balans hersteld toen de paus in juli 2007 de Tridentijnse Mis – in het Latijn en met de rug naar het volk – in ere her­stelde, terwijl deze sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) verboden was. Voor an­deren was dit besluit een rechtstreekse ontken­ning van het besluit dat het Concilie genomen had: de liturgie te vieren in de volkstaal en met het gezicht naar het volk. Zo gezien is de ba­lans naar twee kanten ver te zoeken. Niet dat men zich tijdens het congres intensief met de gezochte balans bezighield. Men vroeg zich veeleer af, welke gemeenschap de liturgie no­dig heeft. Sterk werd benadrukt dat het een ge­meenschap moet zijn, die altijd gericht staat op communio – wereldwijd – en de daaruit voort­vloeiende solidariteit.

Om die communio en solidariteit gestalte te ge­ven formuleerde mgr. De Kesel, de nieuwe bis­schop van Brugge, een viertal uitdagingen voor de toekomst, die voor allen die zich met de li turgie bezighouden van belang zijn. De eerste betreft de actieve deelname van de gelovigen aan de liturgie. Deze actieve deelname moeten we niet zozeer activistisch verstaan in de zin van het verrichten van handelingen door de gelovigen, maar veeleer in de zin van actieve betrokkenheid van de gelovigen bij de litur­gie. Actieve betrokkenheid is daarom veel meer mentaal van aard dan fysiek. Een tweede uitda­ging richt zich op de gemeenschap. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het niet de voor­ganger is die celebreert, maar de gemeenschap. De Kerk is daardoor niet het object van de litur­gie, maar eerder het subject. De derde uitdaging heeft van doen met datgene wat de liturgie tot christelijke liturgie maakt. Als we liturgie vie­ren, doen we het in gemeenschap met Chris­tus, aan wie we als gedoopten toebehoren. Een vierde uitdaging tot slot: liturgie veronderstelt diepgaande vorming en initiatie. Liturgie kan geen hobby zijn, maar moet voortkomen uit een warm hart, dat zich verbonden voelt met de kerkgemeenschap.

De liturgische vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie hadden niet tot doel een op­pervlakkige vernieuwing te bewerken, die de verstaanbaarheid ten goede zou komen. Alleen wie in de stilte zijn hart laat spreken kan ver­staan wat met liturgie bedoeld wordt. Alleen op deze wijze kan een balans gevonden worden tussen uiterlijke vormgeving en innerlijke bele­ving.

 

T.B.

­