Column maart 2013

Na de koningin treedt nu ook de paus af. Een moedige en verrassende stap van iemand die vooral vanwege zijn voorkomen en manier van communiceren door veel Nederlanders onbeperkt belachelijk wordt gemaakt.

Voor veel mensen zijn de denkbeelden en leerstellingen van Benedictus wat aan de reactionaire kant. En eigenlijk denk ook ik dat een vleugje moderniteit geen kwaad zou kunnen. Maar de manier waarop in kranten en op televisie gereageerd wordt op het aftreden van de paus, gaat wat mij betreft alle perken te buiten. NOS op 3 laat feestende carnavalsvierders in beschonken toestand reageren op het aftreden van de paus. Het resultaat laat zich raden. En in een commentaar in de Volkskrant werd Benedictus de chef van duizenden kinderlokkers genoemd. Waarschijnlijk was dat grappig bedoeld, maar ik heb het niet zo ervaren. Mensen die ‘het juk van het geloof’ hebben afgeworpen, lijken er soms van overtuigd te zijn evolutionair gezien een stapje voor te liggen op hun gelovige medemensen. In de woorden van een oud-wethouder uit Oss: ‘Mensen zijn onverbeterlijk gelovig. Dat zal wel aan de grote hersenen van de soort liggen:

Het is prettig die status van verlichte geest onderling te bevestigen door af te geven op de exponent van een ‘achterlijke traditie’. En het is nog prettiger wanneer tegelijkertijd de schijn van tolerantie opgehouden kan worden door de kritiek van bijvoorbeeld Geert Wilders op de islam – terecht – ondemocratisch en intolerant te noemen. Ook al doen ze in wezen hetzelfde.

Afgeven op het christendom is in de mode. Er is in deze tijd dus moed voor nodig als gelovige uit de kast te komen. Toch moet juist dát gebeuren. Met name in tijden van crisis en kritiek staat het verhaal van Jezus als een huis. Zijn verhaal van liefde, van tolerantie en begrip voor ieder mens is juist niet achterhaald. Maar ultramodern.

Het is een groot misverstand dat democratie samen te vatten is als ‘de meeste stemmen gelden’. Democratie gaat er net als het evangelie niet alleen vanuit dat de meerderheid niet onderdrukt wordt door een minderheid, maar ook andersom. Dat ook de minderheid niet onder het juk van de meerderheid door moet. En dat met de belangen van ieder mens rekening gehouden wordt. Tolerantie die met de mond beleden wordt maar die eigenlijk voorbehouden is aan ‘óns soort mensen’, is geen tolerantie. Ik vind dat gelovige mensen moeten opstaan uit de hoek waar de klappen vallen en benoemen wat iedereen zou kunnen zien. Over tolerantie spreek je niet. Dat doe je. Over de vorm waarin geloof beleden wordt valt, net als over smaak, te twisten. Maar laat het woord tolerantie weer vlees worden zou ik zeggen. En stop met narcistische schijnheiligheid.

R.P.