Column februari 2014

Wie het kleine niet …..

‘Ik heb helemaal geen zin me als vrijwilliger in te zetten’, hoorde ik een man van een jaar of zeventig laatst zeggen. Als gepensioneerd hovenier had deze man de taak op zich genomen de tuin rond een flink aantal bejaardenwoningen te onderhouden. Bovendien hielp hij zijn vrouw vrijwel dagelijks bij het koffie zetten en het organiseren van allerlei activiteiten voor de bewoners. Maar van vrijwilligerswerk hield hij niet. ‘Veel te veel blabla.’

Het is een vergissing die vaker gemaakt wordt. Dat het in het leven zou gaan om het grote, het luide en dat het kleine, het stille ondergeschikt en zelfs minderwaardig zou zijn; dat het ‘gewone’ niet goed genoeg meer is. Afgemeten aan de hoeveelheid aandacht zou je dit inderdaad gaan geloven. ‘Gewone’ mensen krijgen geen koninklijke onderscheiding, laat staan een pauselijke. Als zij iets doen voor een ander komt dat niet in de krant.

Toch zijn het juist de gewone mensen die de gemeenschap draaiende houden. Die zonder enige vorm van borstklopperij gewoon hun dagelijks werk doen. Die binnen de parochie koffie schenken, zingen in het koor, gastheer en gastvrouw zijn; of zich actief maar op de achtergrond inzetten voor diaconie. Het is net als met mantelzorgers. Mensen die vrijwilligerswerk doen ervaren dit niet als iets bijzonders maar als iets wat er gewoon bij hoort. Je doet het gewoon. Ook binnen parochies bestaat het gevaar dat deze mensen te weinig aandacht en waardering krijgen. Want, anders dan hun werk, vallen deze mensen meestal niet erg op. Er bestaat een anekdote over een wereldberoemde dirigent die als gastdirigent optrad bij een al even beroemd orkest. Hij liet het orkest dezelfde muziek op een andere manier spelen. De blaasinstrumenten moesten zwaarder inzetten, de trommels harder aangeslagen worden en de violen luider spelen. Het gevolg was dat de piccolospeelster haar eigen tonen nauwelijks meer kon horen. Na een tijdje legde ze teleurgesteld haar instrument neer omdat ze dacht dat niemand het verschil zou merken. De dirigent greep direct in. ‘Het volume is goed. Maar de ziel is er uit.’

Met mijn dochter staande voor de kerststal, vlak voor driekoningen, bedacht ik me dat er ongeveer tweeduizend jaar geleden ook zo’n duidelijke boodschap klonk. Dat de hoop op een betere wereld geboren werd in een voederbak, in een stal. Met een eenvoudige jonge vrouw als moeder en een timmerman als vader. De boodschap was revolutionair en actueel tegelijkertijd. Liefde openbaart zich in het eenvoudige, het kleine en kwetsbare. En juist niet waar mensen zich groter maken dan ze zijn. Aan ons de taak de ‘ziel’ van de gemeenschap te zien en te waarderen. En in die geest te handelen.

René Peters