Column januari 2010

  

Het kan ook anders

Albert Jean-Marie Rouet, aartsbisschop van het Franse bisdom Poitiers,(foto) denkt totaal anders dan zijn Nederlandse collegae over de ‘parochiële geloofsgemeenschap’ als blijvende organisatiestructuur van het kerkelijk leven. Waar deze laatsten zich inzetten voor structurele aanpassingen van de traditionele parochie door fusering van parochieverbanden, is hij van mening dat een fundamentele vernieuwing noodzakelijk is en dit vanuit de redenering, dat de parochies hun zelfstandigheid niet mogen verliezen door aanhangsels te worden van grotere eenheden.
Hij verwijst daarbij naar Latijns Amerika, waar al geruime tijd de zogeheten ‘basisgemeenschappen’ centraal staan. In plaats van de traditionele parochies zijn daarom in het bisdom Poitiers talrijke ‘plaatselijke gemeenschappen’ ontstaan, die elk door een team van vijf leken worden geleid.
Twee teamleden, vrouwen en mannen, worden door de eigen gemeenschap gekozen, de drie andere worden door een diocesane commissie aangesteld op basis van hun kundigheden en belangstelling. Verkiezing of aanstelling geldt voor drie jaar met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging. De specialisatie in ambten komt pas op de tweede plaats. Wanneer een team de verantwoording voor de plaatselijke gemeenschap op zich neemt, krijgt het een officiële zending van de bisschop. Tijdens deze plechtigheid houden zij samen met de bisschop de bisschopsstaf vast ten teken dat zij nu deelhebben aan de verantwoording voor hun kerk.
Elke zondag is er in de plaatselijke gemeenschap een Dienst van het Woord. De dorpskerk hoeft dus niet gesloten te worden met de mededeling dat de dichtstbijzijnde Eucharistieviering tien kilometer verderop plaatsvindt in de zo genoemde hoofdkerk, zoals dat in Nederland gebeurt. Om de twee of drie weken komt de dienstdoende pastor, die in de grootste plaats van de omgeving woont, voor een Eucharistieviering.
Deze nieuwe ordening is gebaseerd op de idee van het Godsvolk, een centraal begrip sinds het Tweede Vaticaans Concilie. Men spreekt liever niet meer over leken. Alle gedoopten hebben immers gelijke rechten en plichten. De bisschop vertrouwt erop, dat de zogeheten leken in staat zijn om hun algemeen priesterschap, dat zij bij de doop hebben ontvangen, op creatieve wijze te beleven.
De priester is in deze basisgemeenschap niet in de eerste plaats de ‘specialist voor cultus en sacramenten’,  maar ook de competente theoloog, die zorg draagt voor de verdere scholing van de gemeenschap. Hij is de zielzorger, die spirituele en organisatorische ondersteuning geeft bij de verbinding van de gemeenschappen met bisdom en wereldkerk.
Het kerkelijk wetboek geeft in feite bestaanskansen voor deze ontwikkeling, waar zij in canon 230 § 3 zegt: ‘Waar de nood van de kerk dat wenselijk maakt, kunnen bij gebrek aan bedienaren ook leken, al zijn zij geen lector of acoliet, sommige van hun taken overnemen, namelijk de bediening van het woord uitoefenen, in liturgische gebeden voorgaan, het doopsel toedienen en de H. Communie uitreiken, volgens de voorschiften van het recht.’
Zouden onze bisschoppen deze canon niet kennen?

T.B.

Eerder publiceerden wij over deze thematiek, het bericht van december 2008