Harde kritiek op het Pennsylvania Rapport inzake misbruik (update)

Peter Steinfels (1941) is een religie-journalist met een jarenlange staat van dienst. In een doorwrocht artikel, afgelopen donderdag, plaatste hij vraagtekens bij zowel de uitgangspunten als de gebruikte methode van het rapport van de Grand jury-rapport van Pennsylvania, dat afgelopen augustus verscheen en dat melding maakte misbruik dat plaatsvond in de zes katholieke bisdommen van de staat gedurende zeven decennia.Dit rapport was mede oorzaak van het aftreden van kardinaal Wuerl.

Het essay met als titel: “The PA Grand-Jury Report: Not What It Seems”, (Het rapport van de Grand Jury, niet wat het lijkt) in het tijdschrift Commonweal, concludeert dat het rapport “schromelijk misleidend, onverantwoord, onnauwkeurig en onrechtvaardig” is.

“Het rapport wordt tegengesproken door gegevens in het rapport zelf, tenminste als men het zorgvuldig leest. Het wordt ook tegengesproken door getuigenverklaringen die zijn voorgelegd aan de Grand Jury, maar door haar werden genegeerd – en, naar mijn mening, door bewijsmateriaal dat de jury nooit heeft onderzocht, “aldus Steinfels.

Steinfels, die gedurende een tiental jaren als verslaggever religie voor de New York Times werkte, bekeek de 1.356 rapportpagina’s nauwkeurig. Hij is kritisch over zowel de inhoud als over wat niet in het rapport is opgenomen.

Is dat waar?

“Wat precies, was er nu nieuw in dat rapport,” vroeg Steinfels zich af. Als regel benut een officier van justitie een Grand Jury om materiaal te verzamelen dat zou kunnen leiden tot een aanklacht en een rechtszaak.
Maar het rapport zoals dat is vrijgegeven door hoofdofficier van justitie Josh Sapiro, is tegelijk een aanklacht en een definitieve veroordeling. En omdat het rapport opgesteld is door een gerespecteerde juridische instantie is het gevaar voor schade enorm.

Verdediging of bestrijden van personen en handelingen die in het rapport worden vermeld, werd pas mogelijk na openbaarmaking. Het ‘hof van de publieke opinie’ heeft dan zijn conclusies al getrokken. Daarvan is kardinaal Donald Wuerl, het slachtoffer geworden. Hij is in oktober vorig jaar afgetreden als aartsbisschop van Washington, om de manier waarop hij als bisschop van Pittsburgh in de jaren 1980 en 1990 misbruikzaken zou hebben behandeld. Wuerl heeft pogingen ondernomen om enkele bevindingen van het rapport te becommentarieren en te verduidelijken, maar hij kreeg er niet de gelegenheid voor.

Steinfels beschrijft verslagen van misbruik in het rapport als ‘om misselijk van te worden’, maar hij oefent kritiek uit op de structuur waarin die verslagen worden gepresenteerd. ‘De inleiding van het rapport (12 pagina’s) heeft een sensationeel karakter, waardoor de media ermee aan de haal konden gaan. En het gebrek aan informatie in deze inleiding verhinderde dat rekenschap werd gegeven van de reactie van de Kerk op de beschreven gevallen.

Er is geen enkele moeite gedaan om statistische patronen te ontdekken in de leeftijd van de daders, in de frequentie van het misbruik over de jaren heen. Er wordt geen gewag van gemaakt of er pogingen zijn gedaan om de wetten toe te passen, en of veranderingen zijn vast te stellen in de wijze van reageren van kerkelijke gezagsdragers.
Eveneens werden geen vergelijkingen gemaakt met andere instituties. Menigeen zal zich afvragen wat een grondig onderzoek zou opleveren als misbruik van minderjarigen onderzocht zou worden, over een periode van 70 tot 80 jaar in scholen en jeugdgevangenissen.’

Steinfels merkt op dat hij een eigen lijst heeft van bezwaren tegen de kerkelijke hiërarchie en dat hij deze verdediging niet namens die hiërarchie publiceert. Hij is ervan overtuigd dat de tekortkomingen van het rapport afbreuk doen aan de mogelijkheid om tot serieuze aanbevelingen te komen ten voordele van alle betrokkenen.

‘Er was nauwkeurige, onweerlegbare informatie die de kern raakte over de daden van verschillend kerkelijke gezagsdragers of over hun nalatigheden, over wat op sommigen plaatsen en in sommige tijden wel werd gedaan en in andere werd nagelaten. Dit alles had kunnen worden voorgelegd aan de Grand Jury.

Dan zou dit rapport een stevig fundamenten hebben kunnen leveren voor, op z’n minst drie of vier onorthodoxe aanbevelingen, in plaats van te blijven steken in wilde beschuldigingen. Het had veel kunnen bijdragen aan onze kennis over oorzaken en preventie van seksueel misbruik van minderjarigen.’


De bevindingen van het Pennsylvania Rapport hebben de aandacht getrokken van meer dan een dozijn andere staten, ze zijn een eigen onderzoek gestart naar de wijze waarop de katholieke Kerk is omgegaan met seksueel misbruik. Ook suggesties naar onderzoek op federaal vlak komen naar boven.

In 2002 heeft de Amerikaanse Kerk in het zgn. Dallas Charter een beleid inzake misbruik vastgelegd. Wat Steinfels betreft toont het Pennsylvania Rapport, als je er onbevooroordeeld naar kijkt, aan dat dit beleid werkt, al is verbetering nodig. Al te gemakkelijk wordt in alle beroering gezegd dat er niets veranderd is.

‘Alle aandacht gaat nu uit naar een nieuwe grens voor hervorming, gericht op normen en protocollen voor het afleggen van verantwoording door bisschoppen,’ besluit Steinfels. Zijn stelling is dat de Amerikaanse kerk het vertrouwen mag hebben dat hervorming heeft gewerkt.

“Het Dallas Charter is beslist geen recept dat eenvoudigweg kan worden overgenomen in elke samenleving of cultuur of juridische en regeringssituatie overal ter wereld”, schrijft hij. “Maar Amerikaanse bisschoppen zouden naar de februari-topontmoeting van het Vaticaan over seksueel misbruik moeten gaan, in de overtuiging dat de maatregelen die ze al hebben genomen, een belangrijk verschil hebben gemaakt”, besluit hij.

 

foto: ©pbs

lees het volledige artikel (Engels)